Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 6 VIC-ZYP
(1827)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Herman Frederik Waterloos]Waterloos (Herman Fredrik), gestorven in 1664, was Krankbezoeker en Voorzanger te Amsterdam, een vriend en kunstgenoot, si placet, van huigens; met de decker, jan vos en andere dichters zijne tijdgenooten schijnt hij ook in aanraking geweest te zijn; immers de laatste maakte een geweldig brommend lofdicht op hem, waarin het valsch vernuft hem zoo ver het spoor bijster voerde, dat hij bij den lezer een denkbeeld opwekt, dat den goeden Ziekentrooster, als hij eenigen smaak had, gewis voor geen compliment nemen kon. Dus luiden de zes eerste regels: | |
[pagina 443]
| |
Gy schryft u Waterloos; maar 't is, ik zweer 't, een logen;
Want gy hebt op Parnas, in 't school der
schranderheên,
't Poëetsche water uit de hengstebron gezogen:
Hier laafde gy uw dorst met zuivre Hippokreen.
Zoo wordt men eerelijk en overschrander dronken.
Wie geestrijk water drinkt is nimmer waterloos
Ga naar voetnoot1.
Jan vos kon den halfeerwaarden man naauwelijks erger bespotten, wanneer hij een paskwil op hem had willen maken, en de ‘school der schranderheên’ voorgesteld had als een koffiehuis of herberg, waar de berg Parnas uithing; het geestrijk water en het dronken worden hadden hem zeer natuurlijk op dit denkbeeld kunnen brengen. Wij weten ondertusschen niet of wij het aan het gebruik of aan het gemis van ‘geestrijk water’ moeten toeschrijven, dat in de gedichten van waterloos, die achter een zeldzaam werkje van huigens Ga naar voetnoot2 gedrukt zijn, hoegenaamd geen geest te vinden is; wij zullen letterlijk zes regels afschrijven uit Davids Zee-gezangh over Saul. Godt is zet die mijn Koninklijke Ziel,
In 't strijden door zijn wapens onderhiel.
Godt is zet die de toeghestopte straaten,
Als ook de wal, en 't bolwerk der Soldaaten,
Door zijne handt zo wijt gheopent heeft,
Dat niemant my mijn toght verhindert heeft
Ga naar voetnoot3.
| |
[pagina 444]
| |
Spotters zouden misschien het ‘geestrijk water’ de schuld geven dat men hier, in plaats van een' Zege-zang, een' Zee-gezang van david aantreft, die saul toch nooit ter zee bevochten heeft; dat waterloos twee malen is zet voor is het schrijft, en heeft op heeft rijmt, maar dan meenen zij gewis geen hengstebronwater, want daarvan heeft de goede ziel nimmer een' droppel geproefd; dit kunnen wij stellig verzekeren, en de enkele regel in zijne berijming van Zacharias Lofzangh Ghy wendt uw pruik na 't Zuiden en na 't Oosten
Ga naar voetnoot1
zou ons bijna tot het gevoelen der spotters overhalen, die aan Sp. vini of Aq. junip. denken. |