Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 5 OGI-VER
(1824)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[David van Stolk]Stolk (David van), overleden te Rotterdam, in de maand April 1787 in den jeugdigen ouderdom van zevenentwintig jaren, had zich vroeg tijdig doen kennen als een lofwaardig beminnaar van fraaije en nuttige wetenschappen, en bezat, bij vele kundigheden en gezellige deugden, een' zeer goeden aanleg tot dichter, blijkbaar uit eenige stukken in de Lauwerbladen voor de Zonen der | |
[pagina 340]
| |
Vrijheid, en in de Gemengde Dichtproeven, na zijn' dood in 1788 door zijne vrienden a.h. hagedoorn, b. fremery en j.p. van heel in het licht gegeven, als de gezamenlijke vruchten der werkzaamheden van een letterlievend kransje, waartoe van stolk insgelijks behoorde. Zijne Kenschets van een' Predikant beslaat daarin de voornaamste plaats, en behelst veel behartigingwaardigs voor jonge lieden, die zich op het predikambt toeleggen, hoezeer dan ook eenvoudig en zonder eenige poëtische opsiering daargesteld; bij voorbeeld: De roem van 's Hemels Tolk is edel, kiesch en teêr;
Gewigtig is zijn post; veelvuldig zijn zijn pligten;
Hij moet zijn' evenmensch, door de euangelieleer,
Als lid der maetschappije, en door zijn voorbeeld, stichten
Ga naar voetnoot1.
- - - - - -
- - - Zal hij altoos behagen,
Dan moeten tael, vertoog en prediktrant het merk
Van wijsheid en vernuft, niet van verwaendheid, dragen.
Hij mag wel Regtsgeleerde en Arts en Staetsman zijn,
Zoo hij hun wetenschap met oordeel weet te paren:
Hij schifte, als Filozoof, het wezen van den schijn,
En zij in starre- wis- en aardrijkskunde ervaren.
Historiekennis zett' zijn gaven luister bij:
Hem doe de letterkunde een' rijken lof behalen:
Dat zijne stof altoos naer eisch verhandeld zij:
Men kenne in hem een' Vriend der oude en nieuwe talen.
Dan all' die kundigheên, den Bijbeltolk zoo waerd,
Zijn niets bij de oefening der godgeleerde pligten;
| |
[pagina 341]
| |
Zijn deze niet door hem met de eersten saemgepaerd,
Hij kan 't geheiligd kroost der goedvrucht luttel stichten
Ga naar voetnoot1.
- - - - - -
Is dus des Heeren dienst voor elk de hoogste schat,
Is zijn betrachting, voor de ziel, zoo nut, zoo heerlijk,
Dan blijft de kennis van het heilörakelblad
Den Christenzedevoogd voor alles onöntbeerlijk
Dat hij, als Leidsman, 't eerste aen zijnen pligt voldoe,
Dien hem, in 't Nieuwverbond, Gods Zoon heeft voorgeschreven:
Dat hij volstandig zij, in 't dienstwerk nimmer moê,
En elk een voorbeeld strekke, in weldoen en vergeven.
Hij zij een menschenvriend, deele in zijns naestens smart,
En zij een vijand van 't verderflijk woordenziften,
Een keurig kenner van het vaek bedrieglijk hart,
En meester van zichzelv', in 't dwingen van zijn driften.
Dat ingetogenheid zijn' levenswandel sier',
Hij bann' den hoogmoed, als een pest voor Predikanten:
Dat hij verdraegzaem zij, om dus de vreêbanier
Van 't zaligend geloof op Sions muur te planten.
Zoo zullen, in zijn kerk, gevloekte broedertwist,
Heethoofdigheid noch haet der ruste schaedlijk wezen:
Ja, 't merk van huiskrakeel wordt hierdoor uitgewischt,
En hij gelijk een vriend der vredekerk geprezen
Ga naar voetnoot2.
|