Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 5 OGI-VER
(1824)–P.G. Witsen Geysbeek–[Joan de Stoppelaar]Stoppelaar (Joan de), Predikant te Bunschoten, Schipluiden, Steenbergen, Goes en laatst te Gorinchem, aldaar in zijn tweeënveertigste jaar overleden zijnde, gaf zijn ambtgenoot a. mandt, in 1801 te Amsterdam zijne Nagelaten Gedichten in het licht. De verzameling bestaat uit stukjes van | |
[pagina 342]
| |
gemengden aard; men vindt in dezelve ook zijn door het Leydsche dichtgenootschap bekroonde prijsvers Het Heil van den Vrede Ga naar voetnoot1 en eenige andere stukjes, voorheen door het gemelde genootschap in deszelfs uitgegeven werken geplaatst, en voort eenigen, die het licht nog niet hadden gezien. Er is veel goeds en bevalligs in deze stukjes, hoewel zij allen niet dezelfde waarde hebben en sommigen beter achterwege gelaten waren, die de beschavende hand zeer noodig hadden; leemten als deze, bij voorbeeld, in het dichtstuk Het hoogste Goed, zijn bijkans onverschoonlijk: Een enkle misdaad, ligt bedreven,
Door duizend deugden niet herdaan,
Doet telkens, enz.
Ga naar voetnoot2.
De meening is hier onbetwistbaar door duizend deugden niet ongedaan gemaakt (uitgewischt); maar de uitdrukking stelt negatief dat deugden geene gepleegde misdaad nogmaals plegen (herdoen). |