Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 4 JAC-NYV

[Niclaes de Klerck]

Klerck (Niclaes de) ¹, Geestelijke en Secretaris der stad Antwerpen, en aldaar omstreeks het jaar 1280 geboren, en naar men gist in 1350 gestorven, begon, op het verzoek van zekeren willem van borrecolve, een' aanzienlijk' burger dezer stad, in 1318, eene rijmchronijk van Braband, waaraan hij den naam gaf van Brabandsche Yeesten ², en tot op het jaar 1350 bragt. Na dien tijd is deze rijmchronijk in den zelfden trant vervolgd en in het jaar 1402 volmaect en volscreuen door een' onbekenden. Deze chronijk is nimmer gedrukt; doch er zijn verscheiden afschriften van voorhanden, die echter allen onderling verschillen. De erbarmelijke rijmwijze niet in aanmerking nemende

1 J.f. foppens, Bibl. Belg. p. 904. Paquot,Mém. T. IX, p. 256. Des roches, Mém. de l'Académie de Bruxelles, T. II, p. 19. Diercxsens, Antv. Christo nassc. et eresc. T. II, p. 108. H. van wijn, Hist. Avondst. bl. 323. J. de vries, Geschied. der Nederd. Dichtk. I Deel, bl. 15. J.f. willems, Verh. over de Ned. Tael- en Letterk. I Deel, bl. 182.

2 Yeesten, Gesta, gebeurtenissen.

[p. 80]

behelst deze chronijk, volgens het getuigenis der bezitteren, zaken, dikwerf gewigtig en zeer ophelderend voor de Nederlandsche geschiedenissen.