Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 4 JAC-NYV
(1823)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Christiaan Klaarbout]Klaarbout (Christiaan). Het is mogelijk, ja hoogst waarschijnlijk, dat deze man, toen hij in 1774 zijne rijmwebbe, genaamd: Mozes aloude Schaduwleer, had afgeweven, bij zich zelven gedacht zal hebben, in het Nederduitsch namelijk: Exegi monumentum aere perennius, waar het ongeloof zijne tanden stomp op knagen | |
[pagina 78]
| |
zal; maar het ongeloof heeft integendeel zijne tanden er op gescherpt, en waarlijk daartoe is dit rijmmonument bij uitnemendheid geschikt. Dat iemand in kaïns broedermoord, abrahams voorgenomen kinderoffer, het verkoopen van joseph door zijne broeders aan de Ismaëlieten; de offeranden en plegtigheden van den ouden Joodschen eerdienst, in het paaschlam, den verzoenbok, enz. a posteriori aanspelingen op christus meent te vinden, is zelfs in proza niets nieuws, en op rijm ons tot vervelens toe getracht te beduiden; maar in het geheele Oude Testament komt geene handelende persoonaadje of gebeurtenis voor, die de snuggere klaarbout niet op christus weet te huis te brengen, en dat somtijds op zulk eene onnozele en laffe wijze, dat men moeite heeft om ernstig te blijven; om een voorbeeld uit velen aan te voeren: Was Joseph van gedaante en aanzien overschoon,
Dit brengt myne aandacht tot den grooten Wonderzoon
En Hemelvorst als Borg, wyl zyn hoogstaatlyk wezen
In schoonheid elders wordt op 't heerelykst geprezen.
- - - - - -
Beschouw ik Joseph in zyn ampt gelyk een Herder,
Dit leidt myne aandacht in geloofsbespiegling verder
Ga naar voetnoot1,
enz.
Is dit niet hetzelfde alsof men las: Slaat de klok een, 't maakt ons indachtig, enz.
Blijkens zijne voorrede heeft klaarbout dit werk op rijm geschreven, ‘alzoo de Dichtkonst | |
[pagina 79]
| |
toch iets verhevens heeft;’ van dit ‘iets’ nu had de arme hals voltrekt geen begrip, en daarom schreef hij zijne mystieke zotternijen ook op rijm. Met verwondering lezen wij achter den titel dat de uitgave geschied is ‘volgens Kerkenorde, en na voorgaande goedkeuring van de E. Classis van Amsterdam’. Wat moet men van die E. Classis denken? Voor het minst dat haar Censor librorum het werk niet gelezen heeft. |
|