Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 3 HAE-IPE
(1822)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Simon Ingen]Ingen (Simon). Hoegenaamd geene levensbijzonderheden van dezen bevalligen dichter zijn ons bekend, die in 1658 te Amsterdam een bundeltje gedichten in het licht gaf, getiteld: De Getrouwe Herderin, Lantspel, door S.I. met eenige Gedichten van dezelven. Het ‘Lantspel’ is eene naarvolging van het Italiaansche stuk van contarini; de Dichter verwierf met deze vertaling grooten lof van j. van broekhuizen Ga naar voetnoot1; ook juffer k.j. de with, die insgelijks in 1719 te Rotterdam eene dichtmatige vertaling van dit stuk uitgaf, gedenkt de zijne met lof, in de opdragt aan haren vader, in dezervoegen: Hy leert de Maagt, dat heerlyk pronkjuweel,
Het Nederduitsch, zoo godlijk, schoon en eêl,
Dat zelfs geen nydt in 't allerminste deel
Hem kan behalen;
En schenkt haar dus 't beroemde Nederlant;
Daar zy de kroon der Duitsche veltjeugt spant,
Die ze overtreft, gelyk de diamant
De mindre steenen.
| |
[pagina 487]
| |
De achter deze vertaling van ingen geplaatste dichtstukjes zijn klein en meestal van erotischen en epigrammatischen aard; elders hebben wij er proeven van medegedeeld Ga naar voetnoot1. De Heeren kantelaar en siegenbeek hebben insgelijks een twaalftal dezer lieve stukjes en drie anderen, tot maria tesselschade visscher betrekkelijk, voor de vergetelheid bewaard Ga naar voetnoot2. Na deze aanduiding oordeelen wij het onnoodig dezelven hier te herhalen. Eene koddige naamspeling verschaft echter stof tot laghen in zijn gedichtje Op den dood van Jacob Vlieger.
De Vlieger, die, te swaar van staart,
Niet op kon vliegen hemelwaart,
Voor dat de Doot had, hier beneên,
Al wat te swaar was, afgesneên,
Vliegt nu ten Hemel, vry van val,
Alwaar hy eeuwig hangen zal
Ga naar voetnoot3.
|