Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 3 HAE-IPE
(1822)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Jan van Hoven]Hoven (Jan van), een Haagsch tooneelspeler, beoefende tevens de dichtkunst. Behalve eenige tooneelstukken Ga naar voetnoot4, is er van hem, eene verzameling van dichtstukken voorhanden, onder den titel van j. van hovens Leedige Uuren, in 1720 gedrukt. Zijn dichttrant is luimig en luchtig, in den smaak van zijn' tijdgenoot robert hennebo; zijne Schil- | |
[pagina 426]
| |
dery van de Haagsche Kermis is vol leven en gewoel, los, naar de natuur, somtijds naar de grappige natuur, geteekend. Ik treê den Vyver over,
Wiens boomen zyn versiert met nieuwe blaên en lover,
En dekken t'zaam den rei der kramen die daar staan,
Met veelerhande waar, en koopmanschap belaên.
Ook kramen, die niet aêrs als zoetekoek verkoopen,
't Zy hylikmaker, daar de kinderen naar loopen,
Of and're snoepery, 't geen 't oude volk, zo wel
Als kinderen bevalt. Tryn Jans, beschroeid van vel,
En uit Noordholland meê in 's Gravenhaag gekomen,
Koopt voor haar dochters kind (wie zou het durven droomen?)
Een zoete koek vyf zes; ja koopt haar builtje leeg,
Maar de oude sloof snoept al de koek op onderweeg,
Zo dat het kleine kind geen kermis hoeft te wachten
Ga naar voetnoot1.
- - - - - - - - -
Daar hangt een fyne schaal, heel zuiver van balans,
Met Amsterdams gewicht, men roept: Wie laat hem weegen?
't Is maar een oortje: kom, wat is 'er aan gelegen?
Een Bacchus Advokaat, die komt 'er juist voorby,
En stapt 'er op, met een duits spyker op zyn zy,
Daar eêr zyn grootvaêr ging in vroeger eeu meê
pralen,
Hy kan net hondert pond met noch een stokvis halen.
't Geringe zoort van volk streeft zamen boschwaard aan,
Ook knechts, en meiden, reeds al uit haar huur gegaan,
Om, wyl Apollo rust in Tetis waterzalen,
In 't lommer van 't geboomt het hart eens op te halen.
Men plant 'er meê een zoort van meiboom in het groen,
Terwyl ze elkanderen een warme vrindschap doen,
Die tegen vrouwendag omtrent komt door te breken.
't Gaat met de kermis deur, dat lyd geen tegenspreken
Ga naar voetnoot2.
|