Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 3 HAE-IPE
(1822)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij
[pagina 423]
| |
[Hendrik Houtam]Houtam (Hendrik), geboren in 1751, was Bode der stad Gouda, en een zeer verdienstelijk dichter, die den Nederlandschen zangberg te vroeg ontviel in 1780. Hij was lid van het Leydsche Dichtgenootschap, in welks eerste deel een paar stukjes en een taalkundig opstel van hem gevonden worden. Toen hij bij het Haagsche Genootschap met zijn dichtstuk over de Opvoeding den gouden eerpenning had behaald, lieten Burgemeesteren van Gouda hem plegtig bedanken, en vereerden hem met een geschenk. Dit prijsvers bevat verscheiden fraaije en eenvoudige schoonheden, die door derzelver natuurlijkheid dadelijk treffen en behagen; een enkel couplet ter proeve zal dit bewijzen: De luisterrijke diamant
Geeft schooner glans door 't kunstig slijpen:
Zoo eischt ook 't kinderlijk verstand,
Terwijl 't van lieverlede aan 't rijpen,
Al vroeg verlichte stralen spreidt,
Uw schrandre zorg en noest beleid
Om 't schoon der ingeschapen trekken
Te stellen in den schoonsten dag,
En trou en tijdig op te wekken
Het vuur, dat in zijn hart
Ga naar voetnoot1 al vroeg verborgen lag
Ga naar voetnoot2.
|