Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 3 HAE-IPE
(1822)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Gerrit van der Horst][Van] Horst (Gerrit van der) hebben wij een historisch-topographisch gedicht voor ons liggen, getiteld: Overyssels oog, of Zwol verheerlykt, en schets-wyze beschout in zyn alouden en tegenwoordigen stand: beschreven in Nederduitsch Heldendigt. Wij twijfelen zeer of de dichter wel regt geweten heeft wat een heldendicht toch wel voor een ding was, daar hij het publiek deze ‘schets-wyze beschouwing’ daarvoor in de hand heef willen stoppen; het is waar dat wij in 1720, toen hij dit stuk uitgaf, nog geen Nederduitsch heldendicht hadden, en, behalve van harens Friso, nog niets hebben, waaraan wij dien naam, zonder iemands tegenzeggen, kunnen geven, maar het publiek wist toch wel dat een heldendicht er anders moest uitzien dan dit Overyssels Oog. Aangaande deze zijne rijmschilderij legt van der horst zeer naïf het volgende getuigenis der waarheid af: 'k Ley de verwen met een onbeschaaft penceel
Ga naar voetnoot1.
|
|