Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 3 HAE-IPE
(1822)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Maria van Hengel]Hengel (Maria van). Wij weten niets van deze vrome juffrouw, dan dat zij in 1613 geboren, in 1687 gestorven en de huisvrouw geweest is van zekeren johannes baccherus. Wijders was zij de zuster, de tante en oud-tante van verscheiden predikanten, van dezen naam. De Amsterdamsche boekverkooper jan roman, die in 1737 hare Nagelaten Gedichten en Gezangen uitgaf, berigt den lezer als iets zeer aanmerkelijks ‘dat haar Edl. in de bedroefde tijden van de Spaansche, Engelsche en Fransche oorlogen, zonder haar aan den uitslag van dien te kreunen, haar zoo ongemeen heeft geoefent in de goddelijke en zedekundige wetenschappen, en inzonderheid de Dichtkunde.’ In welke school zij zich geoefend heeft, zegt hij niet, maar zeer zeker niet in die, welke toen op het slot te Muiden gehouden werd. Mystiekerij is de schering en inslag dezer rijmen; de juffrouw smijt in vier regels al haar Christelijk fatzoen weg: | |
[pagina 161]
| |
Gy hebt my door uw bloed gekogt,
Verrykt en tot uw bruid verheven;
Ik heb, door ontrouw, u begeven,
Uw goed met boelen doorgebrogt
Ga naar voetnoot1.
De juffrouw was eene tijdgenoote der dochters van visscher, heeft welligt hooft, vondel, van baerle, brandt en huigens gekend, en kon zulke taal nederschrijven! |
|