Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 3 HAE-IPE
(1822)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Jan Jacob Hartsinck]Hartsinck (Jan Jacob) was gesproten uit een aanzienlijk Amsterdamsch geslacht, waaronder geteld wordt carel hartsinck, eerste Raad en Directeur-Generaal van Neerlands Indië; zijn vader was jan casper hartsinck en zijne moeder susanna cornelia pels; hij werd den 14 October, 1716 te Amsterdam geboren, in 1724, en dus reeds met zijn achtste jaar, werd hij klerk ter secretarie van het Edelmogend Collegie ter Admiraliteit te Amsterdam, vervolgens in 1743 Heemraad van de Watergraafs meer, voorts in 1762 Charter- en Rekwestmeester van de Admiraliteit, President van de Hoofdparticipanten der W.I. Compagnie, mits- | |
[pagina 99]
| |
gaders Directeur van het Zeeuwsche genootschap der wetenschappen, te Vlissingen, en eindelijk in 1774 Directeur van de Hollandsche maatschappij der wetenschappen, te Haarlem; ook was hij Regent van het Oude Mannenhuis te Amsterdam, en dienvolgens ook van den Schouwburg, in welke hoedanigheid, zoo door het zelfbeärbeiden van tooneelstukken als door het aanmoedigen van andere dichters, hij denzelven veel voordeels toebragt. Hij overleed den 28 October, 1779. Hij was een man van aanzien, veel kunde en minzamen omgang, Tweemalen was hij gehuwd, eerst met geertruida constantia sweedenryck, die insgelijks de poëzij beminde en beöefende, en welke hij den 23 Februarij 1742 door den dood verloor; zijne tweede echtgenoote was anna adriana hasselaer, die hem overleefde. Hartsinck heeft den Amsterdamschen Schouwburg verscheiden tooneelstukken geleverd, als: De Minderjarige, De Hagenaar te Enkhuizen en De Deugdzame Armoede, welke drie stukken hij met veel smaak en oordeel uit het Fransch overgenomen, en naar onze zeden, gebruiken en spreekwijzen ingerigt heeft; een ander oorspronglijk stuk van hem, De Edelmoedige Rykdom, werd na zijn' dood, in 1780 voor het eerst ten tooneele gevoerd. In openbaren druk heeft hij eene redevoering over de Nederduitsche Welsprekendheid en Dicht- | |
[pagina 100]
| |
kunde Ga naar voetnoot1, maar geene dichtstukken uitgegeven; zijne familie heeft ons de handschriften zijner verzen ter hand gesteld; dezelven zijn meestal geestig, luimig, en, hoezeer van geene hooge vlugt, moeten zij ongetwijfeld in zijn' tijd zeer behaagd hebben. Wij zullen hier een paar van de kortsten mededeelen. Afscheidsgroet aan den heer Jacob de Leeuw,
geweest zijnde Regent van den Schouwburg, en geworden Kerkmeester van de Westerkerk. De vijfde Karel, op den keizerstroon verheven,
Zag Spanje aan 't Duitsche rijk door zijn gezag gehecht,
Zag Azië en Afrike op zijn bevelen beven,
En zelfs Amerika gehoorzaam aan zijn regt,
Toen hij, der grootheid wars, zich, van 't gebied ontslagen,
(Wat leeuwenmoed wordt niet vereischt tot zulk een werk!)
Tot stille rust begaf, en sleet zijn verdre dagen
In 't westen van zijn rijk, in d'omtrek van een kerk.
Gij volgt dit zelfde spoor, de Leeuw! in jonger jaren;
Gij, die een' Attila zaagt buigen voor uw' last,
Gij, op wiens wenken een Achilles moest bedaren,
Een Cesar sneuvlen moest door Brutus staal verrast,
Naar wiens bevelen zelfs een Mithridaat moest luistren,
Een dolle Orestes in zijn woede werd bedaard,
Een wrevle Christiërn zich zag in ketens kluistren,
Een Cinna door August grootmoedig werd gespaard.
| |
[pagina 101]
| |
Van zulk een hoog gezag ziet ge u, de Leeuw! ontslagen,
En stelt, op 's Keizers spoor, aan uw gebied een perk.
Bereik uw wenschen, slijt vergenoegd uw verdre dagen,
En smaak het zoet der rust in Amstels Westerkerk.
Fraai en krachtig is dit vierregelig compliment aan gerard aarnoud hasselaer, bij zijne verkiezing tot Representant van Z.D.H. als Admiraal-Generaal, den 20 Maart 1749: Wie dan Apelles kon held Alexander malen?
En wie kan, aan de Maas, de Zuiderzee en 't Y,
Den Vierden Willem, 't hoofd van Neêrlands admiralen,
Door zorg en wijs beleid verbeelden zoo als gij?
Het portret van hartsink is, naar de teekening van h. pothoven, door j. houbraken gegraveerd. |
|