Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 3 HAE-IPE
(1822)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Albertus Ignatius d' Hanins]Hanins (Albertus Ignatius d') Ga naar voetnoot1, een gansch niet onverdienstelijk Vlaamsch dichter, bloeide omstreeks de helft der zeventiende eeuw, en slaagde niet ongelukkig in het erotische vak. Wij kennen van hem een zeer bevallig dichtwerkje getiteld: Het Bevel van Cupido, bestaende in dry deelen, Minnelietjens, Herdersgedichten en Kluchten , in 1654 gedrukt, waarin hij janus secundus heeft gecopiëerd. Wij hebben het boekje niet bij de hand, en geven daarom hier hetzelfde dat de Heer willems Ga naar voetnoot2 daaruit heeft overgenomen, namelijk het volgende Minneliedt.
Och! wat moet hy lijden,
Die zich wilt verblijden
En weermin ontfaen!
Och! hoe moet hy klaghen,
En sijn lief naerjaghen
In der liefdens baen!
| |
[pagina 60]
| |
Maer, gheluckigh' hertjens,
Die naer korte smertjens,
Krijghen wedermin.
Moght ik die verwerven,
Gheerne sou ick sterven,
Nisa, mijn vriendin!
Maer, wat wil ick duchten,
En met droeve suchten
Slijten myne jeught?
Ick wil blyven leven,
Nisa sal my gheven
Alle troost en vreught.
Sy sal beyd' haer ooghen,
Vol van soet med'dooghen
Op my nederslaen;
Sy sal wederminnen
Met haer hert en sinnen:
Ick sal troost ontfaen.
Dit stukje is lief; doch als onze herinnering ons niet bedriegt, dan had de Heer willems nog wel eene betere keus kunnen doen uit dit bevallige boekje. |