Het deed Mies heel veel plezier, dat haar ontdekking zoo in den smaak viel, en nu begon ze te snoeven op Amsterdam en al het belangwekkende, waarmee ze, om de waarheid te zeggen, tot nu toe weinig had opgehad.
‘'t Is toch grappig,’ zei Emmie nog eens, half in gedachten, ‘een schaap met vijf pooten!’
‘Och, zóó verbazend is dat nu niet. Ik heb wel eens een man gezien, die twee neuzen had.’
‘Och, is 't waar?’
‘Ja, dat was een grappig gezicht!’ en Mies, hartelijk lachend, vertelde nog veel bijzonderheden, hoe en waar ze hem gezien had en zoo meer, tot ze op het eind zelf begon te gelooven dat ze de waarheid sprak.
Emmie was een en al verbazing en opgetogenheid geweest en een dankbaar toehoorster van Mies' verhalen, die nu en dan een stoute vlucht hadden genomen. Langzamerhand, onderweg, was haar druk gesprek verflauwd. Ze waren door de wandeling en de zonnehitte loom en moe geworden, en Emmie had in stilte gewenscht dat Amsterdam minder groot ware. Eindelijk toch was de reis ten einde en werden ze door tante Sina met een glas limonade verkwikt.