‘Evi werd heelemaal wit,’ zei Rika medelijdend.
Saartje Willems knikte. Zij zag vuurrood, zoo had ze zich opgewonden om Lachebekje te verdedigen.
‘Maar hoe kunnen wij Lizette dwingen?’ vroeg Anna. ‘Het zal haar niet kunnen schelen, wat wij er van zeggen.’
‘Als ze het niet doet, moet niemand van ons meer een woord tegen haar spreken,’ zei Rika.
‘Ons heelemaal niet met haar bemoeien!’ riep Saartje.
‘Waar is Lijsje?’ vroeg Dora, die met een donkeren blik om zich heen zag, als daagde ze Lizette al uit.
‘Als ze me goedendag zegt, steek ik mijn tong tegen haar uit!’ Sara deed het nu al, alsof ze zich oefenen wou.
‘Matig je,’ zei Rika lachend, ‘het is immers niet gezegd, dat ze het niet doen wil.’
‘Ik zou niet graag in haar plaats zijn,’ zei Dora huiverend, ‘verbeeld je, dat je naar de juffrouw gaat en zegt: ‘Juffrouw, ik zou u even willen spreken.’ En juffrouw Zandheuvel, stijf: ‘Wel?’ En dan: ‘Juffrouw, ik kom u even zeggen, dat Eva Wildevank om mij gelachen heeft. Ik had