ging Trijntje naar Geindorp, waar ze tot Maandagmorgen bleef; dus wandelde Bets 's Zaterdagsmiddags enkel met Nora.
Mevrouw Brester had er voor gezorgd, met het oog op het mooie weer, dat de meisjes dadelijk konden koffiedrinken, zoodra ze thuiskwamen.
Trijntje, die zich verbazend gerept had, was op het punt, het eerst van tafel op te staan, toen ze zich nog bijtijds herinnerde, dat tante haar een paar dagen geleden gezegd had, dat dit niet behoorlijk was.
‘Neem nog een krentenbroodje,’ zei mevrouw Brester lachend.
Trijntje deed het, blij dat ze ten minste niet stil hoefde te blijven zitten.
‘Gaan we nu meteen heen?’ vroeg Trijntje, toen de familie eindelijk van tafel was opgestaan. Ze hunkerde er naar, in de vrije lucht te komen.
‘Ga je maar gauw allebei klaarmaken,’ ried haar tante, ‘schoone handen, een helder gezicht, net opgemaakte haren, strakke kousen en knappe laarzen, dan ben je al een heel eind heen.’
Andere laarzen hadden ze gauw aangedaan en de kousen waren ook in een wip opgetrokken.
Trijntje morste met schenken water over de