‘Zegt u het maar, tante, dan zal ik wel voor de “kwast” zorgen,’ vroeg Tine, en ze greep naar een citroenpersje.
‘Goed,’ zei Tante; maar het bleef doodstil.
Ik wachtte maar al, uiterlijk geduldig. Tante zocht naar woorden.
‘Nu dan,’ zei Tante eindelijk, ‘ik weet een ander kosthuis voor de meisjes.’
De meisjes waren natuurlijk Tine en Annie.
Ik was erg teleurgesteld; was dat nu zoo iets bijzonders? Maar blijkbaar moest er nog wat komen.
‘Bij een oude juffrouw,’ zei Tante, ‘die het alléén in huis zoo stil heeft.’
‘We zullen er geen honger lijden,’ zei Tine.
‘Dat hopen we tenminste,’ lachte Annie.
‘Bij wie dan?’ vroeg ik, en toen opeens: ‘Bij u, tante?’
Tante lachte. ‘Ja,’ zei ze. ‘Maar er is nóg iets.’
Ik begreep, dat het nu eigenlijk eerst komen zou; maar Tante, die anders zoo goed haar woord deed, wist nu klaarblijkelijk niet wat ze zeggen zou.
Ik dronk even van mijn limonade, maar zette het glas gauw weer neer, want Tine had de suiker vergeten.
Jammer genoeg merkte Tante dit op, en in plaats van voort te gaan met spreken, nam ze het suikerschaaltje en bood het me aan. Ik bediende me.
Eindelijk zei Tante uiterst langzaam: ‘Maar, je begrijpt wel, Char, dat ik aan die twee uithuizige dametjes niet heel veel heb. Ze zijn beiden den heelen dag aan 't werk en dan moet haar oude tante zich maar alleen zoet houden. Nu wou ik -’ en opeens