‘Watte?’
‘Wil u hem van me koopen?’
‘Koopen?’
Marietje knikte ernstig. ‘Ja, hij is heel mooi, en hij kan vliegen ook, als u 'm in het rond draait, - en hij eet zoo weinig, - zóó weinig. Och, kijk eens, Pa, hoe 'n snoeperig mondje of hij heeft!’
‘Wáárvoor moet ik hem dan koopen?’ De boer begon het vermakelijk te vinden.
‘Ja,’ - en Marietje knikte vastberaden, want ze had vooruit al een plan gemaakt - ‘voor veel geld. Voor héél veel geld, Vader!’
De boer lachte, maar Marietje lette er niet op.
‘Voor een schep geld, Paatje! Och, ik vind het ook wel een mooie gouden tor, maar als u 'm hebt, dan zie ik 'm toch ook, en als hij dood is, dan is het enkel een klompje goud, en daar heb ik toch niets aan. Maar ik wou een groote kruik opi - opi - opikokkok koopen.’
‘Opikokkok?’
‘Ja, om Grootje te smeren. Ik heb haar straks heelemaal ingesmeerd met zoete olie, haar heelen arm en haar schouder, maar ik heb het heel zachtjes gedaan, dat zij er niets van voelde. Maar