Krullebolletjes(1896)–Tine van Berken– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 4] [p. 4] [pagina 5] [p. 5] Willems droom. Het was al klaar en helder dag, Toen Wim nog op zijn bedje lag. Hij droomde: op den stoel voor 't bed, Daar had Klaas Vaak zich neergezet. Hij was niet grooter dan Wims duim En droeg een slaapmuts met een pluim, Een stafje had hij in de hand, Hij tikte er mee op 't ledikant. Opeens - daar werd het bed zoo groot, 't Kreeg mast en zeil, - het werd een boot! En 't vaarde weg, - de vlag in top, Klaas Vaak aan 't roer, - in 't ruime sop. De wind stak op; het zeil dat zwol, De golven zwiepten óp als dol, Toen, plotseling, één felle ruk - En 't schip sloeg op de klippen stuk. Wim schrikte wakker in zijn bed, Maar, - was Klaas Vaak nu óók gered? Vorige Volgende