Krullebolletjes(1896)–Tine van Berken– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] De broertjes miauw. Ik ken drie broertjes van nog geen jaar, Met snorrebaardjes, is dat niet raar? Hun glinsterende oogjes zijn groen en klein, Hun oortjes spits, en hun neusjes fijn. Ze loopen vlug en geheel alleen, En wasschen zich al van top tot teen. Ze zitten niet op hun moeders schoot En dwingen ook niet; ze zijn heel groot. Nog wel wat speelsch en dartel, maar Ze zijn zoo jong, nog niet eens een jaar. Het spijt me dat 'k één ding zeggen moet: Niet altijd zijn onze broertjes zoet. Ze snoepen soms wel uit pot of pan, Of likken stilletjes uit de kan. 't Is lang niet mooi en ze krijgen straf, 'k Geloof, ze leeren het ook al af. Maar dat 's ook alles, want voor de rest, Zijn ze alleraardigst en doen hun best. En alle drie die broertjes in 't grauw, Die zingen maar trouw: ‘Miauw, miauw! Vorige Volgende