| |
| |
| |
Hoofdstuk II.
Uitgevraagd.
‘Tante!’ riep Elize binnenstuivend, zonder haar voeten te vegen, tot groot verdriet van Koos, die de marmeren gang pas ‘gedaan’ had, ‘we gaan vanmiddag varen.’
‘Varen!’ riep juffrouw Thérèse ontsteld; ‘wie?’
‘Annetje Muller is jarig. Ze heeft van haar Pa mogen zeggen wat ze het liefste had, en nu heeft ze gekozen een roeitochtje mét ons.’
‘En wie roeit er dan?’ vroeg juffrouw Bodegraven ongerust, maar Elize hoorde die vraag niet eens.
‘We gaan met ons vieren,’ zei ze met glinsterende oogen, ‘Annetje Muller en Bep Walters en ik en Gina Hulst.’
| |
| |
‘En jij en Gina Hulst?’ vroeg de juffrouw, lachend om de volgorde.
‘Ja,’ en Elize trok even een mondje, ‘die Gina, die hadden ze nu niet mee moeten vragen, daar is altijd wát met haar. Ze heeft op iedereen aanmerkingen.’
‘En gaat mijnheer Muller zelf mee om te roeien?’ vroeg tante Thérèse geduldig.
‘Neen, tante,’ zei Elize, verwonderd, dat ze nog vergeten had dit te zeggen, ‘we gaan met den vletterman, den ouden Jacob Hooi.’
‘We gáán, we gáán!’ klonk het opeens uit het kleine zijkamertje, ‘we gaan als we mógen, hè?’
‘O,’ dacht Elize, ‘tante Jozefine is weer thuis!’
‘Mag ik, tante?’ vroeg ze een beetje ongeduldig aan tante Thérèse.
‘Jawel, jawel kind,’ zei de oude dame goedig, ‘maar tante Fine heeft gelijk, je bent nog een kind, je moet altijd eerst vragen, of je moogt.’
| |
| |
Elize luisterde al niet meer. Ze was de kamer uitgewipt om naar boven te gaan. Voor ze naar haar slaapkamer ging, kwam ze nog even terug.
‘Wilt u mijn goede jurk klaarleggen, tante? Ik drink bij mevrouw Muller koffie, en daar blijf ik ook vanmiddag eten. Annetje heeft gevraagd of ik gauw kom, want we gaan dadelijk na de koffie naar de Wollewevershaven, daar roeien we af, en dan gaan we een heel eind den Noord op, en aan Papendrecht zullen we limonade drinken.’
‘Maar, Lize,’ vroeg tante Thérèse, ‘zou je wel je mooie jurk aandoen? Je gaat roeien, kind, er kunnen zoo licht spatten op komen.’
‘Ja, tante, wél mijn mooie,’ zei Elize, ‘ik zal er wel op passen.’
‘Dat zal lastig gaan, meid; ik zou die blauwe katoenen maar aandoen, met de witte tres, die is keurig. Ze hangt juist gesteven en gestreken over den arm in de kast. 't Is prettiger ook voor je, want die jurk wordt gewasschen, en
| |
| |
het doet er niets toe of ze nat of vuil wordt.’
Alle glans was uit Elize's oogen, en met een somber gezichtje zei ze: ‘Als u het niet goedvindt, dat ik mijn goede jurk aandoe, ga ik veel liever niet. Gina Hulst trekt ook haar mooiste pakje aan.’
‘Laat Lize maar gaan,’ zei tante Jozefine, ‘als ze de jurk bederft, heeft ze er zelf den last van, want ze moet die dan in het vervolg zóó blijven dragen.’
Elize was blij, dat tante Fine haar tenminste ééns voorsprak, zij zou wel voor haar kleeren zorgen! Vroolijk wipte ze nu de trappen op naar boven, om zich eens frisch te wasschen voor ze heenging.
Het was met een diepen zucht, dat tante Thérèse de lieve rood barège jurk uit de kast te voorschijn haalde; ze streek nog eens met de hand over de zachte, zijdeachtige stof en liet het licht op de plooien vallen, waarin zoo'n mooie, diepe gloed lag; toen ging ze met lang- | |
| |
zame schreden de kamer uit en naar boven om Elize de jurk te brengen.
‘o, Moe, wat is Elize beeldig!’ riep Annetje, toen ze Lize door het raam zag aankomen.
En toen Elize binnengekomen was en haar compliment gemaakt had, en met Annetje mee was gegaan om haar hoed te bergen, zei Anna, terwijl ze de matelot opnam en de hand met teederheid langs de witte zijden strikken liet glijden: ‘Wat zie jij er keurig uit, Lize! Ik moest mijn schooljurk maar aanhouden; nu, maar dat doet er ook niet veel toe, hè?’ zei ze, over die kleine teleurstelling heenstappend. ‘Ik hoop dat we maar veel pret hebben. Kijk, daar heb je Bep en Gina ook!’
‘Ook in haar oude plunje,’ dacht Elize, die, nu ze zichzelf zoo mooi vond, erg op de kleeren van anderen lette. Ze was heel blij, dat zij alléén zoo keurig was. Die Gina had nogal zoo gesnoefd, dat zij haar beste goed zou aandoen!
In een houding, die ze bijzonder voornaam
| |
| |
vond, en die geheel bij haar toilet paste, bleef Elize staan om de meisjes te begroeten.
Bep Walters, een rijzig meisje met dun, blond haar, dat recht op haar rug neerhing, kwam het eerst binnen. Ze had een gezichtje, dat niet schrander, maar zacht en vriendelijk was. Er was iets erg liefs in haar donkerblauwe oogen, zoodat ieder, die met haar omging, wel van haar houden moest.
Gina Hulst, die achter haar aankwam, schoof gauw voor Betsie uit en stelde zich op den voorgrond. Ze was maar een klein ding met een kort geknipt jongenskopje; blijkbaar hinderde het haar dat ze zoo klein was, en daarom drong ze zich dan ook meestal naar voren. Ze had een luchtig grijs linnen jurkje aan met een groote donkerblauwe zeemanskraag, en een breed geranden zonnehoed op het hoofd. ‘Ik moest u van Moe ook wel feliciteeren, mevrouw, en Moe vraagt, of u het niet kwalijk wilt nemen dat ik maar met mijn daagsche jurk kom, want Moe zegt, dat water zulke leelijke vlekken geeft.’
| |
| |
‘Natuurlijk niet,’ zei mevrouw Muller. ‘Annetje is ook net zooals vanmorgen.’
‘Moe zegt, je bent veel vrijer als je maar je gewone goed aanhoudt,’ zei Gina met een eigenwijs gezichtje. Ze scheen heelemaal niet op Elize te letten, want ze stond op de teenen voor den spiegel om naar haar scheeve scheiding te kijken, maar Lize voelde heel wel, dat het een steek op háár was en het griefde haar diep.
Al haar goede humeur scheen opeens weg, en toen ze den room uit het Mokka-taartje oplepelde, had ze zich, naar haar gezicht te oordeelen, evengoed van koffiedik kunnen bedienen.
De anderen smulden er in. De jarige zelf at langzaam en met halfdichte oogen; Bep, die dol op room was, vooral wanneer er nog vanille in was, liet de heerlijkheid op het puntje van haar tong smelten, en haar oogen straalden van plezier toen ze toevallig de gastvrouw aankeek. Gina scheen nog het meest van allen te genieten. Zij dronk eerst ter inleiding een slokje koffie. Toen nam ze netjes het taartschoteltje op,
| |
| |
bezag het gebakje van alle kanten, den blanken room, het brosbruine vormpje; genoot van den geur der vanille, en bracht langzaam en met gevoel het taartje aan den mond, en beet er toen met de witte tanden voorzichtig een klein stukje af.
‘Hè,’ zei ze, licht smakkend met haar beweeglijk tongetje, ‘dat smaakt.’
‘Hè-è-è! moet je zeggen,’ lachte Annetje, ‘net als de kleine kindertjes wanneer ze iets heel lekker vinden.’
Allen lachten, behalve Elize, die haar taartje al ophad en haar leeg kopje met een onverschillige beweging op de tafel zette.
‘Elize heeft nú haar taartje al op,’ zei Gina opeens verwonderd.
‘Neem er nog een, Lize,’ zei Annetje, als een oplettende gastvrouw haar den taarteschotel voorhoudend.
Maar Elize, ontstemd omdat ze haar taartje in gedachte had opgegeten zonder er van te genieten, boos op Gina omdat die de aandacht
| |
| |
op haar schrokken gevestigd had, bedankte. Ze deed dit om zich groot te houden, want ze had, doordat de anderen nog zoo smulden, juist erg veel lust in het Victoria-taartje, dat Annetje haar voorhield, en dat er met zijn vele amandelen zoo heerlijk bruin en knapperig uitzag.
‘Toe!’ hield Annetje aan, maar hoe meer ze vleide en hoe aanlokkelijker ze den schotel ronddraaide, des te stroever bedankte Elize.
‘Nu, als Elize er liever geen heeft,’ zei mevrouw Muller, ‘dan moet je ze haar niet opdringen, dat is niet prettig. Presenteer Bep en Gina dan nog maar eens, en neem er zelf ook een. In dien tijd schenk ik de melkglazen vol, en dan kunnen we beginnen.’
Ja, Bep en Gina en Annetje zelf hadden nog wel zin in een gebakje. Elize zag met leede oogen, dat Gina juist het Victoria-taartje nam met de amandelen. Annetje had Elize graag nog eens den schotel voorgehouden, maar dat dorst ze niet, omdat ze bang was, dat dit haar werkelijk onaangenaam zou zijn.
| |
| |
Met een strak snoetje zat Elize zoolang het taartjes eten duurde het raam uit te kijken, waar ze op het plein het gezicht had op het standbeeld van Arie Scheffer, den grooten schilder, van wien ze juist 's morgens op school enkele bijzonderheden gehoord had.
De meisjes schikten nu aan tafel. Elize trachtte wat opgewekter te kijken, en er werd een geduchte aanval op den broodbak gedaan.
‘Eet niet te veel, hoor meisjes,’ waarschuwde mevrouw, toen Gina de hand naar een vierde sneetje uitstrekte, ‘ik heb nog een bord vol flensjes, en die zou ik niet graag overhouden, die bederven. Annetje, haal ze eens, ze staan achter op het buffet.’
Juichend kwam Annetje met den hoogen stapel goudgele flensjes aandragen en met gejuich werd ze begroet.
‘Geef Elize nu eens een lekker bruintje,’ zei mevrouw tot Anna, die als een moedertje deelen zou, omdat het zoo lastig voor de meisjes was om het zwaar beladen bord door te geven.
| |
| |
‘Deze hè?’ vroeg Annetje, nadat ze het bovenste pannekoekje, dat een beetje bleek zag, op haar eigen bord gelegd had.
‘Heel graag,’ zei Elize, die verlegen werd door Annetje's hartelijkheid en dankbaar haar bordje bijhield.
Maar het ongeluk wou, dat Anna, wier gulheid grooter was dan haar handigheid, de twee flensjes, die ze aan de vork gepriemd had, er af liet vallen, - niet op Elize's bord maar in haar schoot.
‘Wat doe ik dat dom!’ riep Annetje neerslachtig. ‘Is je goed vuil geworden?’
Elize had de flensjes ten deele in haar vingerdoekje opgevangen.
‘Neen, het is niets, Annetje,’ zei ze; ze kon het niet verdragen, dat Gina zich met haar langen neus vooroverboog om naar haar jurk te zien.
‘Doe mijn schortje voor,’ bood Annetje aan, maar Elize weigerde bijna stuursch. Ze had heel goed opgemerkt dat er op de voorbaan
| |
| |
een groote botervlek was gekomen, maar ze wou het niet laten blijken, om Annetje niet te hinderen, en omdat ze nu zelf inzag, dat het veel beter geweest zou zijn, als ze maar haar schoone blauwe jurk had aangetrokken, die gewasschen kon worden.
‘Annetje wil ook den put dempen, nu het kalf verdronken is,’ zei Gina lachend, toen Anna haar schortje weer voordeed.
‘Het kalf is niet verdronken,’ merkte Elize nu ongeduldig aan, terwijl ze zich vast voornam de vette vlek tenminste voor ‘die Gina’ zorgvuldig te verbergen.
‘Welk kalf?’ vroeg mevrouw Muller, die met een fruitschaaltje heerlijke frambozen binnenkwam.
Maar Annetje lachte er gauw overheen en zei, dat ze allen wat voort moesten maken, want dat Jacob al met zijn bootje op haar wachtte.
Mevrouw bracht de meisjes naar de boot. Ze kon zelf niet mee gaan varen, omdat ze
| |
| |
's middags visite uit Rotterdam verwachtte; maar ze kende den ouden Jacob, die haar zoo dikwijls geroeid had toen ze zelf nog een kind was, en ze wist dat hij volkomen met de kinderen te vertrouwen was.
‘Is Elize niet een beetje stil?’ vroeg Annetje aan Gina, met wie ze vooruitliep. Mevrouw kwam met Elize en Bep achteraan.
Regina trok de schouders op. ‘Ik heb er niet op gelet,’ zei ze onverschillig, ‘met Elize is er zoo dikwijls wat.’
‘Ik hoop maar niet, dat ik haar jurk bedorven heb met die flensjes.’
‘Waarom kleedt ze zich dan zoo poesmooi?’ zei Gina, maar opeens viel het haar in, dat ze thuis wel vijf minuten lang gezeurd had, om toch vooral haar beste jurk te mogen aandoen, en ze zweeg dus maar.
‘Vondt je niet, dat ze vóór dien tijd ook al een beetje stil was?’ vroeg Annetje weer, ‘ze had ook geen zin in taartjes.’
‘Och, breek er je hoofd maar niet mee,’
| |
| |
ried Gina, ‘ze zal werkelijk niets om die taartjes gegeven hebben; ze wordt bij haar tante zoo verwend!’
Jacob hielp de jongejuffrouwen instappen. Hij bood ieder op de beurt zijn groote bruine, vereelte hand aan, die hij plat uitstrekte, alsof hij zeggen wou: ‘Leg je handje er maar gerust op, kind, je ziet dat ik er tegen kan; je zou er zelfs op kunnen gaan zitten als je wou, 't zou mij niet hinderen!’
‘Je past wel goed op de meisjes, hè Jacob?’ vroeg mevrouw Muller nog eens voor ze afvoeren.
‘Daar ken u verassereerd van wezen, mevrouw,’ zei Jacob. Hij tikte met zijn dikken, stijven wijsvinger even aan de pet, stak toen als tot een laatsten groet den rechterriem hoog op, en zette het bootje in beweging, met langzame, regelmatige slagen.
|
|