de menschen op een goeden voet te komen: eerlijk bekennen, berouw toonen, - en je best doen om nooit weer tot het kwaad te vervallen.’
‘Ik heb je iets gevraagd, Hermans,’ zei Mevrouw na een poosje.
‘Den eersten avond,’ zei Willem nu nederig.
Er kwamen rimpels op het voorhoofd van mevrouw Vosmeer.
‘Hoe kwam je 's avonds uit?’
‘Ik moest een brief op de post doen,’ zei Willem.
‘Dus je bent al dadelijk begonnen met misbruik van het in je gestelde vertrouwen te maken; dat is héél mooi!’ - En ziende, dat Willem de tranen in de oogen schoten, vervolgde Mevrouw: ‘Ik heb me erg in je vergist, Willem.’
Wim begon nu echt te huilen.
‘Was je zoo verslaafd aan het rooken?’ vroeg Mevrouw weer.
Wim schudde heftig het hoofd; maar hij zei niets.
Mevrouw begon iets te begrijpen.
‘Heeft Van der Made je opgedragen die sigaren te koopen?’ klonk het.
‘Groote Egbrink,’ zei Willem nu.