Kibbelaarstertje
(1910)–Tine van Berken– Auteursrecht onbekend
[pagina 37]
| |
[pagina 39]
| |
Visite voor de jarige.Het was nog met vochtige wimpers en rood geschreide oogen, dat Tootje haar kleine gasten tegemoet ging. Gelukkig letten die er niet op. Suze Blankers, die het eerst binnenkwam, was veel te verlegen, om iets anders te zien dan het tapijt, want stijf hield ze de oogen op den grond gericht. ‘Dag Suze,’ zei Mevrouw vriendelijk, ‘hoe gaat het, kleuter?’ Suze zei nog niets, maar ze sloeg toch | |
[pagina 40]
| |
even de oogen op en duwde Mevrouw een pakje in de hand. ‘Is dat voor mij?’ vroeg Mevrouw. Suze antwoordde niet, ze plukte verlegen aan de toppen van haar wollen handschoentjes. Maar nu kwam de tweede bezoekster te voorschijn, een heel ander dametje. ‘Dag Tootje,’ zei ze, ‘dag Mevrouw! Wel de kompelmenten van Maatje, en Ma heeft maar een inschuifpotlood voor Cato gekocht, want Ma zegt, we worden al zoo groot, en we hebben al zooveel speelgoed. - Zóó gaat het, ik zal het even openmaken, dan moet je goed kijken, To. - Zóó komt het potlood er uit, en zóó gaat het er weer in. Maar je moet het voorzichtig doen, ik heb vanmorgen het puntje gebroken, maar Pa heeft er | |
[pagina 41]
| |
weer een ander aan geslepen, en - en - o ja, - ik felisteer je met je verjaardag.’ Nu zweeg de kleine rammelaarster, geheel buiten adem. Suze, die ondertusschen uitgekleed was, was ook zoo bleu niet meer en gaf haar cadeautje aan de jarige. Cato maakte het pakje op een stoel open. Ze kreeg een kleur van plezier, toen het deksel van de doos was. Allemaal aardig keukengereedschap zat er in, een paar emmertjes, groen van buiten en rood van binnen, met hengsels er aan, die, zooals Suze zei, ‘heusch verwegen’ konden, en pannen en een ijzeren potje, en een koekepannetje; ook een rasp, een vergietje en een trechter. ‘Mooi, mooi!’ riep Tootje, en ze kuste Suze en Annie Helmers. | |
[pagina 42]
| |
‘Wat heb je nog meer gekregen?’ vroeg Annie, die een klein, bijdehand ding was en graag alles weten wou. Tootje kleurde. ‘Een trompet van Jantje,’ zei ze, ‘en....’ ‘En wat?’ vroeg Annie. ‘En een nieuwe jurk.’ Annie knikte: ‘Van je Maatje zeker,’ zei ze, ‘en wat nog meer?’ ‘En - Roetje,’ fluisterde de kleine jarige, weinig op haar gemak. ‘Is dat een hond?’ vroeg Annie. ‘Een zwarte pop,’ zei Catootje nog zachter. Annie Helmers klapte in de handen. ‘Een echte zwarte pop,’ riep ze, ‘een heusche? - Zie je, ik heb er thuis ook een, maar die is niet zoo geboren, die heeft mijn groote broer Willem met inkt | |
[pagina 43]
| |
zoo gemaakt. Ze is ook wel mooi, ze heet Zwarte Grietje, maar ik kan toch niet veel van haar houden, want als ik haar een kusje geef, worden mijn lippen zwart.’ Een oogenblik wreef Annie met een vies gezichtje met haar zakdoek over de roode lipjes, alsof ze ze zooeven weer vuil had gemaakt, - toen zei ze opgewekt: ‘Hè, toe, To, laat je Roetje nu eens zien!’ ‘Roetje is ziek!’ zei Dora, die medelijden met haar zusje had, ‘we kunnen vandaag niet met haar spelen.’ ‘Geeft ze ook zwart af?’ vroeg Annie. ‘Neen, dan mag ìk ook niet met haar spelen, want ik heb mijn beste jurk aan, en ik hèb er al eens een vlekje op gemaakt. - Hier,’ zei ze, en ze tilde haar rokje op en liet de plooien zien. ‘Ma | |
[pagina 44]
| |
heeft het in de plooien genaaid, omdat het er met vlekkenwater niet uitging.’ Dora vertelde, dat Roetje geen zwart afgaf, maar dat ze gevallen was en haar neusje gebroken had. ‘Zit er nu een pleister en een lapje op?’ vroeg Suze, en toen vertelde ze van haar eigen pop, die haar been gebroken had, en hoe haar Moe het toen aan elkaar had gemaakt. ‘Wie heeft er trek in een krentenbolletje?’ vroeg Mevrouw. ‘Ik, ik, ik!’ klonk het van drie kanten tegelijk. ‘Ga dan maar mee aan tafel,’ zei Mevrouw. Jantje zat er al; hij had zoo'n trek in die lekkere broodjes, dat hij er wel zoo in had kunnen happen. | |
[pagina 45]
| |
Maar hij moest wachten tot alle kinderen zaten en tot zijn Maatje de broodjes gesneden en gesmeerd had, en tot de twee kleine gasten en Dora en de jarige er een hadden, en tòen hij het eindelijk kreeg, toen moest hij nog langer wachten, want hij mocht niet het eerst van allen beginnen. Het was een kwelling voor kleinen Jan. Maar er kwam toch een tijd, dat hij het werkelijk op kon eten, en toen smaakte het overheerlijk! |
|