‘Nu,’ zei tante onverstoorbaar, ‘dat kan wel uitkomen, Piet, want het heeft den heelen middag al gedooid!’
Maar Piet was eigenwijs, hij wou zelf de proef nemen. Hij schonk een kopje vol water en zette het buiten het raam. Over een half uurtje zou hij wel eens zien of het ook bevroren was.
Toen mijnheer Trezoor thuiskwam, werd er gegeten. Op Mimi behoefde niet gewacht te worden, die bleef bij de familie Wolters eten.
‘Arme jongen! dat tref je ook niet,’ zei mijnheer, toen hij aan tafel zat.
‘Wat niet, vader?’ vroeg Piet, die hem niet begrijpen wilde.
‘Dat het nu zoo dooit,’ zei mijnheer; hij was weer goede vrienden met Piet en hij had hem graag nog een beetje plezier gegund.
‘Och, vader,’ zei Piet, ‘het kan wel weer opvriezen!’ Hij verloor den moed niet.
‘Als er maar eerst bloemen op de ramen komen, hè vader, dan gaat het vriezen,’ zei Wim, die ook wat zeggen wou.
Mijnheer Trezoor lachte. Maar Piet lachte niet, hij was er heelemaal niet toe gestemd.
Na het eten schoof hij dadelijk het raam op