omdat je niet durft, omdat je een lafaard bent,’ vroeg Piet, ‘wat dan?’
‘O, dat is wat anders,’ zei Mimi dadelijk, ‘ja, dan zou ik zeker ook mee zijn gegaan, al was het nog zoo verkeerd.’
‘Zie je wel,’ zei Piet met een zucht, ‘daar heb je het al.’
Mimi zag hem ernstig aan. Ze wou Piet zoo graag troosten.
‘Is het heel erg?’ vroeg ze. ‘Het zal toch nog wel beter worden, denk je niet?’
Piet haalde de schouders op.
‘Weet je wat,’ zei Mimi, ‘we moeten eens samen bij mevrouw Bergstra gaan hooren. Zou dat niet goed zijn?’
Piet knikte. ‘Ga je mee?’ vroeg hij verrast. Alléén zou hij er niet den moed toe gehad hebben.
Mimi beloofde het en Piet ging naar de kamer van zijn vader om te vragen of die het goedvond.
‘'t Is goed!’ zei mijnheer, ‘en zeg dan meteen aan mevrouw hoe alles geloopen is, zul je?’
Piet beloofde het.
Hij aarzelde, hij wou nog wat zeggen. Op den drempel keerde hij terug.