| |
VI.
De ware schuldige.
Dottie was echt in haar schik dat Liesbet en zij weer goede vriendinnen waren. Het had haar bijna het ongeval doen vergeten.
‘Wie mag het toch geweest zijn?’ vroeg Loulou. ‘Nu is het nog veel raadselachtiger, nu hebben alle partijen het mis gehad. Nu zijn Liesbet en Nette beiden onschuldig.’
‘Had Liesbet maar even omgekeken,’ zuchtte Annie, ‘dan wisten we nu wie het was.’
‘Dan was het misschien niet eens gebeurd,’ zei Jet, en die gedachte was nog zoo onverstandig niet.
‘Wat zal je Moe wel denken, dat we zoo laat komen!’ zei Loulou. ‘Ze zal wel vinden dat we je een mooi cadeau gegeven hebben.’
‘Ja, wat jammer,’ zei Dora, ‘dat Moe het niet eens gezien heeft!’
Ze stonden voor Dora's huis. De meid, Annemietje, deed open.
| |
| |
Mevrouw Jemelle kwam de meisjes vriendelijk tegemoet. ‘Je hebt zeker school moeten blijven?’ vroeg ze lachend; maar toen Dora het geval vertelde, werd ze ernstig.
‘Dát kan het toch niet wezen?’ vroeg ze, het verward verbaal afbrekende. ‘Dat is hier voor een uur gebracht.’
Dora zag haastig in de aangeduide richting. Er lag een pakje op tafel in boekformaat. Het was in een krant gewikkeld.
Met zenuwachtig bevende vingers scheurde Dora er de krant af. Ze schrok er van; ze kreeg een kleur als bloed, en met groote, verwonderde oogen zag ze van de een naar de ander. Daar stond ze met het album in de hand!
‘Begrijp je er iets van?’ vroeg ze aan de meisjes.
‘Niemendal!’ zeiden die.
‘Wie heeft het toch gebracht, Moe?’ vroeg Dora.
‘Ik weet het niet,’ zei Mevrouw. ‘Annemietje heeft het aangenomen.’
Annemietje moest voorkomen. En nu volgde een verhoor, waarbij bleek, dat het boek was aangereikt door een meisje van Dora's grootte,
| |
| |
gekleed in een lichtbruin manteltje en met een strooien hoed op met bruin lint.
‘Dat is Marie Terwocht,’ zei Dora beslist.
‘Of Anna van Meteren,’ zei Loulou.
‘'t Kan Suze Deknatel of Willie Wilkins ook zijn,’ meende Jet. ‘Daar zijn zooveel meisjes met bruine manteltjes.’
‘Je ziet wel,’ viel Mevrouw nu in, ‘dat we heel voorzichtig moeten zijn. Bovendien geloof ik niet, dat het een meisje van jelui school was, want het album werd nog vóór twaalven gebracht.’
Dora raakte nu hoe langer hoe meer van de wijs.
‘Maar ik heb het toch vanmorgen op school gehad,’ zei ze, en ze maakte zoo'n wanhopig gebaar, dat ze het album bijna op den grond liet vallen. Er woei nu een papiertje uit de krant op den grond.
Loulou raapte het op. Het was een briefje.
‘Jongejuffrouw Dora Jemelle,’ las ze, en tegelijk reikte ze het haar over.
Dora maakte het open. Een oogenblik bleef het heel stil in de kamer terwijl Dora het briefje inzag. Allen staarden haar in gespannen
| |
| |
verwachting aan. Haar geduld werd wel lang op de proef gesteld, maar eindelijk toch las Dora hardop:
‘Beste Dora!
‘Vanmorgen in het vrije kwartier kwam ik even in je klas om je atlas te vragen. Den mijnen had ik vergeten. Je was er niet, toen heb ik hem zoo maar genomen. Dat neem je me toch niet kwalijk, wel?
‘Bij het rommelen in je kastje zag ik een boek liggen (ten minste ik dacht dat het een boek was). Maar toen ik het ging bekijken, bleek het gesloten te zijn en zag ik dat het een poëziealbum was.
‘Toen ik het je terug wou brengen, was de deur van jullie klas al dicht en de les begonnen.
‘En het laatste uur was onze klas, zooals je wel gehoord zult hebben, vrij, dus had ik geen gelegenheid je het album terug te geven.
‘Het spijt me erg dat het zoo geloopen is. Ik hoop maar dat je er niet lang naar gezocht hebt.
‘Het eenige wat ik nog kon doen, was, te zorgen dat je het dadelijk bij je thuiskomst vondt.
‘Nu, adieu, Dora; wees maar niet al te boos op me.
| |
| |
Het zou me erg spijten als ik je lang had laten zoeken.
Den atlas zal ik je morgenochtend wel geven.
Tot wederdienst bereid,
charlotte muller.’
Allen waren verstomd.
‘Neen, maar!’ zei Jet, en toen keek ze zoo verwezen, dat allen er om moesten lachen.
‘Hoe is 't mogelijk, dat had ik nooit gedacht!’ riep Dora, en opeens, in een vlaag van uitgelatenheid, pakte ze Loulou bij de stevige armen beet en danste met haar de kamer rond.
‘Ik ben zóó blij, ik ben toch zóó blij!’ riep ze telkens met zooveel vuur, alsof alle anderen dat tegenspraken. Maar dat deden ze volstrekt niet. Ze vonden het ook heerlijk, dat haar cadeau weer terecht was.
‘Hebt u het album nu al gezien, Moe?’ vroeg Dora, terwijl ze het sleuteltje uit haar portemonnaie te voorschijn haalde. Ze had het nu wel goed bewaard.
‘Wel van buiten,’ zei Mevrouw, ‘maar ik zal nu even koffie inschenken. En bied jij je vriendinnen eens een stoel en een taartje aan. We mo- | |
| |
gen wel wat meer notitie van de gasten nemen.’
De gasten lachten. Ze hadden zich nog niet eens behoorlijk ontkleed. Loulou stond nog met een handschoen aan. Ik geloof niet, dat ze het uit pronkzucht deed, althans, daar gluurden twee bloote toppen door het fijne tricot. En Jet had haar hoed nog op. Zoo vol waren allen van het gebeurde!
Maar langzamerhand begon er toch wat kalmte onder het troepje te komen. Als de katjes muizen, dan mauwen ze niet, dat wist mevrouw Jemelle ook wel. En toen ze dan ook allen om de koffietafel zaten en zich te goed deden aan boterhammen met garnalen en beschuiten met jam, toen begon het er een beetje naar te lijken.
Mevrouw ging nu vóór alles het album zien, dat ze prachtig vond. En het vers van Loulou vond ze ook heel mooi.
‘Ik had nooit geweten, dat jij zoo'n dichteres was,’ zei ze lachend.
Loulou werd verlegen onder dien lof, ze sneed zich bijna in den vinger, want ze was juist bezig een wijnpeer te schillen.
Ja, die sappige wijnperen en die heerlijke blauwe druiven met haar zacht waas, die vielen
| |
| |
ook wel in den smaak van de dames. En zoolang er nog druiven op het schaaltje waren, bleef alles betrekkelijk rustig. Maar nauwelijks was de laatste druif verdwenen, of Dora liet met een smak haar mes op het bord vallen, dat het rinkelde.
Mevrouw zag verschrikt op. ‘Kind, wat een drukte!’ zei ze.
Maar Dora bad iets zoo gewichtigs te zeggen, dat ze haar moeder bijna in de rede viel.
‘O, nu weet Liesbet het nog niet eens! Dat arme kind zit nu nog in angst, dat ze háár verdenken! En o, Moe, u weet het ook nog niet dat het nu weer goed is tusschen Liesbet en mij. En ik vind het zoo heerlijk!’
‘Ik ben er blij om,’ zei mevrouw. ‘Jelui moet Liesbet maar dadelijk na het koffiedrinken gaan halen.’
En dat deden ze ook. Zonder verwijl maakten ze zich klaar en in optocht trok het viertal naar Liesbets huis.
Liesbet was niet thuis, maar mevrouw Boelen, Liesbets moeder, verzocht den meisjes, boven te komen, Liesbet was maar even een boodschap, ze zou wel na een oogenblikje terug zijn.
Het duurde dan ook geen vijf minuten, of daar
| |
| |
kwam ze. Ze had een pakje in de hand, dat in vloeipapier gewikkeld was. Het was een cadeautje voor Dora, een kristallen zakflacon, die ten halve met rood leer bekleed was.
Dora was er heel blij mee, en Liesbet was blij dat het haar zoo naar den zin was!
‘Nu weet ze het nóg niet!’ riep Loulou opeens, toen Dora zich maar voortdurend met het flaconnetje bezighield, ‘zeg het haar nu toch!’
Dora beet zich op de lip, hoe kón ze zoo dom zijn, en één, twee, drie kreeg ze nu het briefje voor den dag, dat ze Liesbet zonder een woord te zeggen, lezen liet.
Liesbet las maar één seconde, toen zwaaide ze vroolijk het papier in de hoogte. ‘Hoera! Hoera! Bewaar het, Dottie! Dat zullen we morgen aan de juffrouw laten zien. O, ik geloof vast, dat juffrouw Sanders op het eind mij verdacht!’
Liesbet zag er overgelukkig uit. ‘Het kón ook haast niet anders, ik was den heelen tijd alleen in het lokaal geweest. Had ik het maar dadelijk gezegd, dat er nog iemand geweest was! Had ik het maar geweten, dat Dora 't niet was! O, die Charlotte, wat heeft ze alles in rep en roer gebracht!’
| |
| |
Aan mevrouw Boelen, die al een en ander van Liesbet gehoord had, werd nu door de meisjes het heele verhaal verteld, terwijl Liesbet zich kleeden ging. Liesbet behoefde heel weinig toilet te maken, in een oogenblik was ze klaar.
En de blijde stoet trok de deur uit.
|
|