Neen, ze kan niet verder lezen. Het wordt haar onmogelijk, letterlijk onmogelijk gemaakt door de tranen, die zich tusschen haar en het boek dringen.
Och, het moet anders worden. Het moet weer goed worden tusschen haar en Liesbet. Ze zal het haar vragen, vandaag nog. Als de schooltijd om is, als ze naar huis gaan, dan zal ze Liesbet achteroploopen. Liesbet gaat altijd zoo vroeg heen tegenwoordig, juist om maar alleen te zijn. Maar nú zal ze zorgen dat ze gelijk met haar op straat is. Ze heeft al iets verzonnen. Ze weet al hoe ze het goed zal maken. Ze zal zeggen: ‘Bettie, ben je nog boos, - zou je, anders, wat in mijn album willen schrijven?’
Dora is er blij om, dat ze dat verzonnen heeft. Ze ziet zichzelf alweer verzoend met Liesbet. Ja, dat, of ten minste zoo iets zal ze zeggen, - dan zal het mogelijk weer goed worden. - Bettie is niet haatdragend.
Vergenoegd veegt ze nu haar oogen voorgoed af. Neen, nu zal ze niet meer huilen, met dat prettige vooruitzicht. Eén, twee, drie, gaat ze nu aan haar werk. En het vlot, maar ze moet nog veel inhalen. Klaar komt ze er niet mee, maar