mogelijk dat alle menschen zoo goed voor hem waren!
Een poosje te voren had hij onder tranen alles aan zijn vader verteld. Alles van den avond af waarop hij zijn geschiedenisles wél en zijn achterstallige taalles niet geleerd had, tot het vervalschen van het rapport.
Zijn vader had stil geluisterd. En Freddy had gesnikt toen het verhaal uit was en Papa nóg niets zei.
Was Papa nóg boos, zou hij nooit weer goed op hem kunnen worden?
‘Ik ben niet boos, Freddy; maar ik ben bedroefd. Kun je me beloven, Freddy, dat je voortaan je best zult doen? Dat je al je werk zelf zult maken, - ik zal je wel helpen, als je hulp noodig hebt. Dat je al je lessen zult leeren? En, jongen, dat vooral: dat je me niet meer zult misleiden?’
Freddy beloofde het, schreiende; maar Mijnheer zei, dat hij nu niet meer schreien moest. En toen ging hij het Halma-spel halen.
De rug van Freddy's ziekestoel werd wat hooger gezet en op een tafeltje tusschen hen in werden de figuren opgezet.