Nu wist ze heel goed, dat de schuld aan háár lag, van het begin af aan.
Hoe kwam het toch, dat ze het nu hopeloos duidelijk wist?
Ze was lui geweest. Ze had geen zin gehad de thema te leeren. Toen was ze in opstand gekomen, omdat ze niet uit mocht. En het was toch niet meer dan billijk, dat ze haar schoolwerk bleef maken. Toen - o, ze kon het zich niet meer te binnen brengen, wat ze allemaal in drift had gezegd. Ze wist alleen, dat ze haar moeder had beleedigd, en dat ze toen als een stout kind de kamer was uitgezonden.
Dat kan alleen een stiefmoeder doen, had ze toen gedacht in haar gekwetste fierheid.
Het was maar gekrenkte ijdelheid geweest, die haar voor alles blind had doen zijn. Die haar had doen vergeten, waarom al die extra-lessen noodig waren en dat het alleen aan haar moeder te danken was, dat ze met de klasse mee konden, waarvoor ze eigenlijk al veel te oud waren, zij vooral.
Wat was ze brutaal geweest! Hoe was het mogelijk, dat Moe haar had kunnen aanhooren!
Ze herinnerde zich nog een geval uit haar kindsheid.
Haar eigen moeder leefde toen nog. Het was een dag voor haar tienden verjaardag, op een Zaterdagmiddag. Ze zaten beiden in Voor 't jonge Volkje te bladeren, Annie en zij. ‘Dora,’ had haar moeder gezegd, ‘geef me even de naaidoos aan.’ Dora was eerst doof geweest. Toen had ze opgekeken uit haar boek en gezegd: ‘Zoo dadelijk, Moe.’ Maar ze was blijven lezen.
‘Krijg ik de doos nu?’ had haar moeder gevraagd.