| |
| |
| |
Hoofdstuk VIII.
De pianoles.
‘Neen, maar dát is vreeselijk!’ riep Dora, zoodra ze de oude, met klimop en muurbloemen begroeide poort van het dorpje achter den rug hadden.
‘Wát is vreeselijk?’ vroeg Annie, die moe en warm was en dorst had en ergen honger, en in stilte overlegde, dat dit ‘vreeselijke’ wel niet zoo erg zou zijn, als háár toestand.
‘'t Is zes uur,’ zei Dora ernstig, terwijl ze haar passen versnelde.
Zes uur! Dat was in waarheid verschrikkelijk, want om halfvijf haden de meisjes thuis moeten zijn, dan werd er thee gedronken en een boterham gegeten, en van vijven tot zessen hadden ze pianoles.
‘Wat zal Opoe boos zijn!’ zei Annie, die warmte, moeheid, honger en dorst vergat, en naast Dora voortdraafde.
‘Dat had ik niet gedacht, dat het zóó laat zijn zou,’ zuchtte Dora.
‘Hadden we ook maar wat aangestapt, - maar jij
| |
| |
wou niet,’ zei Annie, die boos op zichzelf werd, omdat ze niet flink genoeg geweest was, alleen vooruit te gaan; Dora zou dan toch wel gevolgd zijn. ‘Je zult zien, dat de juffrouw al weg is.’
Nu lachte Dora even. ‘Dat zou het ergste niet zijn,’ zei ze.
Ze stonden voor het huis en liepen achterom.
Het dienstmeisje kwam haar al te gemoet. ‘Uw Pa is binnen,’ zei ze.
Dora werd vuurrood opeens: ‘O, Annie - Pa is thuis gekomen,’ zei ze.
‘Pa!’ - het werd met schrik gezegd, Annie beet zich binnen in de wang en de kinderen zagen elkaar ontsteld aan.
Anders was het altijd een feest voor de meisjes, als haar vader haar tusschentijds met 'n bezoek kwam verrassen. Het gebeurde soms, dat hij in de buurt moest zijn en een snoepreisje maakte om zijn dochtertjes eens te zien. Wat een blijdschap was dat altijd. Maar nu!
‘Is juffrouw Zwollo er?’ vroeg Dora, die een oogenblik de dwaze hoop koesterde, dat de pianojuffrouw voor dien dag de les had laten afzeggen.
‘Met uw Pa en uw Grootmoeder in de kamer,’ zei Fietje, terwijl ze met een bedenkelijk gezicht naar de deur van de huiskamer wees.
De hoeden hingen aan de kapstok, de meisjes waren klaar om naar binnen te gaan, maar beiden draalden.
‘Laten we zeggen, dat we...... dat we den weg zijn kwijtgeraakt,’ fluisterde Dora, maar voor ze had uitgesproken, had Annie de deur al geopend en trad ze binnen.
| |
| |
Bij de piano zaten mevrouw Vermeer en juffrouw Zwollo, mijnheer Hemmink stond met het gezicht naar het raam, zoodat hij niet kon zien, wie binnen kwam.
Als gewoonlijk gingen Dora en Annie het eerst op haar vader af.
‘Dag, Pa,’ zeiden ze op een toon, die opgewekt moest klinken. Ze wilden hem als anders met een kus verwelkomen, maar mijnheer Hemmink trad een stap achteruit.
‘Hoe komen jelui zoo laat?’ vroeg hij.
Annie keek met een vuurroode kleur even haar grootmoeder aan, toen als om hulp smeekend naar de juffrouw, eindelijk bleef ze op den grond turen, zonder te antwoorden.
‘Nu?’ klonk het ongeduldig.
‘We zijn...... we zijn den weg kwijtgeraakt,’ begon Dora, maar de strenge blik van haar vader deed haar zwijgen.
‘We zullen het daar later wel eens over hebben,’ zei hij. ‘Gaat nu eens even met mij mee, ik heb je wat te zeggen.’
De meisjes volgden hem, weinig op haar gemak, naar een kleine zijkamer.
Dora voelde zich beschaamd, dat ze gelogen had, ze had wel excuus willen vragen, maar ze had er den moed niet toe. Ze wist heel goed, dat ze moedwillig lang was uitgebleven. Dat ze met opzet elke gedachte aan de les had opzij geschoven.
Haar vader fronste even het hoofd, voordat hij met een droge stem begon te spreken.
‘Je hebt de juffrouw een uur laten wachten,’ zei
| |
| |
hij, ‘daarvoor moet je dadelijk excuus vragen. Daarna krijg je een extra les, die jelui zelf van je zakgeld bekostigt. Ik heb gehoord, dat je wel meer “voor de aardigheid” te laat komt. Jelui hebben het recht niet, den tijd te verbeuzelen. Je moet nu zelf maar leeren, dat tijd geld is. Adieu! Ik moet straks weer op reis, ik heb anderhalf uur op jelui gewacht, over drie kwartier ga ik weg, dan is de les nog niet geëindigd. Ik zal je dus na de les niet meer zien.’
Mijnheer Hemmink ging weer naar de huiskamer, de meisjes volgden. Ze hoopten in stilte, dat haar vader niet bij de les zou blijven, maar hij zette zich op een stoel bij de tafel neer, en begon een krant te ontvouwen, die hij in den zak had.
Dora, die altijd het eerst aan de beurt was, naderde beschroomd de pianokruk. Ze had er wat voor over gehad, als Annie in haar plaats geweest was. Nu moest ze nog excuus vragen ook. ‘Het spijt ons, dat we u zoo lang hebben laten wachten,’ zei ze, rood wordend.
‘Het spijt mij ook,’ zei juffrouw Zwollo kort, ‘'k hoop, dat het niet meer zal gebeuren.’
Dora bladerde in het muziekboek, het scheen moeite te kosten de juiste bladzij te vinden.
‘We zijn tot hiertoe gekomen,’ zei ze.
‘Ja, oefening negentien en twintig heb je bestudeerd. Begin maar.’
Dat was nu juist, wat Dora vermijden wou. Ze had immers niets bestudeerd. Ze had de heele vacantieweek verluierd en, zonder op haar grootmoeders vermaningen en aansporingen te letten, geen toets aangeraakt.
| |
| |
Ze onderdrukte een zucht en begon met den moed der wanhoop te spelen.
Hoezeer ze zich ook op dat oogenblik inspande, het baatte haar weinig. Het stukje, dat ze bij dagelijksche oefening met veel gemak had kunnen leeren, lukte niet bij den eersten keer, al deed ze ook nog zoo haar best. Wat had ze nu een berouw! Wat speet het haar nu, dat ze niet van de lange vrije dagen tenminste een halfuur besteed had aan haar studie. Maar het hielp niet, of ze zich al met die gedachten kwelde, berouw komt altijd te laat. Bij de tweede maat ging het al verkeerd.
‘Begin nog eens,’ zei juffrouw Zwollo, die de fout aan zenuwachtigheid weet.
Dora deed het, maar hoewel ze met haar geheele aandacht bij het werk was, en het uiterste beproefde om de muziek voor onder- en bovenhand gelijk te lezen, en de juiste toetsen aan te slaan, het gaf haar weinig; de tweede maat was weer fout.
‘Er staan twee mollen, jij speelt kruisen,’ zei de juffrouw zachtzinnig.
Dora knikte, vertrok angstig haar gezichtje en begon opnieuw. Ze bracht het nu een klein eindje verder, maar al heel gauw klonk weer een schrille dissonnant, die haar nu heelemaal van streek bracht. Wat zou haar vader wel van haar denken! Vreeselijk was het, dat hij alles hoorde!
‘Nummer negentien schijn je niet te kennen, die zullen we straks nog eens nemen; speel eerst nummer twintig.’
Met een diepen zucht keek Dora het stukje in. De hoop, er iets van terecht te brengen, verdween bij den
| |
| |
eersten oogopslag. Het was veel moeilijker dan het vorige. Ze begon er aan, maar bleef op het eind van de eerste maat steken.
‘Heb je niets bestudeerd?’ vroeg de juffrouw.
Dora voelde zich, of ze op spelden zat, of ze gemarteld werd. ‘Neen, juffrouw,’ klonk het eindelijk.
Annie, die achter in de kamer aan een klein tafeltje zat, leed in stilte met haar zuster mee. Haar hart klopte, straks zou het hààr beurt zijn!
‘En waarom niet?’ vroeg de juffrouw.
Mijnheer Hemmink legde zijn krant neer en keek op, het was Dora als voelde ze dat. Het was haar onmogelijk eenig antwoord te geven.
‘Heb je geen tijd gehad?’ vroeg juffrouw Zwollo weer.
De oude mevrouw Vermeer verschoof onrustig haar stoel. Het speet haar zoo, dat de meisjes zich niet voor de les hadden voorbereid, en dat haar vader dit nu juist merkte. Ze verweet zichzelf, dat ze er niet met wat meer strengheid op had aangedrongen, dat ze studeeren zouden.
‘Ja juffrouw,’ klonk het eindelijk met moeite van Dora's lippen.
‘Dus enkel uit luiheid heb je niets gedaan?’
Dora voelde zich rampzalig, klein, nietig en vernederd. Ze had de oogen neergeslagen. Ze voelde heete tranen in haar oogen opwellen en tot geen prijs wou ze huilen. Ze slikte even en klemde de tanden opeen. Haar vingers klemden zich krampachtig samen. Hoe verachtelijk kwam ze zichzelf voor!
‘We zullen probeeren, het nu samen te leeren,’ zei
| |
| |
juffrouw Zwollo, die een beetje medelijden met haar leerling kreeg en het blad terugsloeg.
Daar kwamen de tranen, twee tegelijk, en spatten op Dora's hand. Snel veegde zij ze af aan haar jurk, en trachtte te beginnen. Maar de noten dansten haar voor de oogen, ze kon ze niet zien door het floers van haar tranen, en ze moest ze wel afwisschen met den zakdoek, voor ze kon aanvangen.
Beschaamd, boos op zichzelf en bovenal diep ongelukkig, zat Dora nu een half uur voor de piano en tobde en knoeide; het wou niet vlotten, ze kon er haar gedachten niet bijhouden. De les leek haar eindeloos.
Toen het half acht sloeg, knikte de juffrouw met het hoofd en Dora stond op. Zorgvuldig de oogen van haar vader vermijdend, ging ze naar den uitersten hoek van de kamer, als een hond, die wegkruipt uit angst voor straf.
Annie zag bleek, toen ze ging zitten. Zouden nu de kwellingen opnieuw beginnen? Zou ze dezelfde comedie vertoonen als Dora en er maar op los spelen? Ze schraapte de keel, sloeg met een gevoel van schuld de oogen neer en zei zacht maar duidelijk: ‘Ik heb ook niet gestudeerd.’
Het was er uit; ze zuchtte. Hoe zwaar de bekentenis haar ook gevallen was, ze was nu maar blij, dat ze het gezegd had. Maar opeens schrikte ze. Ze hoorde met geweld een stoel neerzetten, en haastig omkijkend zag ze haar vader, die met verstoord gezicht de kamer uitging. Grootmoeder volgde hem.
Annie had hem wel na willen vliegen en excuus vragen, maar ze dorst niet.
| |
| |
Juffrouw Zwollo sprak haar ernstig toe; ze hoorde het ternauwernood, ze dacht aan haar vader, ze zag de rimpels in zijn voorhoofd en zijn vreemden, strengen blik. Nog voor ze het eerste stukje ten einde had gespeeld, zag ze een donkere schaduw, die langs het raam gleed. Het was haar vader, die den hoed afnam om juffrouw Zwollo te groeten. Hij was geheel gekleed en ging blijkbaar weer naar den trein. De adem stokte Annie in den keel. En een groot verdriet kwam over haar, dat Vader heenging, zonder dat ze hem goedendag gekust en hem om vergeving gevraagd had.
|
|