zoeken, mij de noodige macht te schenken. Ik ken u niet en Zijne Hoogwaardigheid kent u nog minder; geen valsche vrees beklemme dus uw hart. Ik zou de lijst niet noodig hebben, maar ouderdom heeft mijn geheugen verzwakt, en vele der omstandigheden, waaronder gij misdreven hebt, zouden mij, naar ik vrees, ontgaan......
De jongeling stemde toe.
- Keer dezen avond terug, mijn zoon, hernam de priester, en bid middelerwijl onze lieve Moeder Maria, dat Zij uw goeden wil ter hulp kome.
En tot laat in den avond bleef de rouwmoedige zondaar in vurig gebed verzonken.
Wat den ouden monnik betreft, deze ging zijn prior verlof vragen om uit te gaan, en richtte toen zijne schreden naar 't paleis van den bisschop.
Deze ontving hem zeer vriendelijk, besprak met den Cordelier een wijle de zaak, en wilde toen inzage van den zondenbrief nemen, om met zekerheid te weten, welke macht hij te verleenen had.
De priester stelde den kerkvoogd het blad papier ter hand.
- Maar, zei de bisschop verbaasd, wat zou ik hier lezen? 't Is een onbeschreven blad.
Groot was de verwondering des priesters; maar van een abuis, van een onwillekeurige verwisseling van den zondenbrief met een ander papier, kon geen sprake zijn.
En toen de Cordelier met aandoening repte van de trouwe en vurige liefde zijns jongen biechtelings tot de Moeder van God, was de prelaat overtuigd, dat Maria hier een wonder werkte. Diep getroffen verleende hij den monnik zeer uitgebreide macht, en zond hem terug naar zijn klooster.
Toen de jongeling dien avond vóór de voeten zijns biechtvaders neerknielde, verhaalde hem deze, wat er gebeurd was.
‘Dat is’, dacht de gelukkige beschermeling van Maria, ‘de vrucht van mijn gebed tot de Toevlucht der zondaren’!
En Maria deed haar werk niet ten halve. Zij verwierf voor den jongeling zooveel genade en moed, dat hij, van noodlottige schaamte bevrijd, zonder behulp van den brief al zijne zonden biechtte.
En de grijze Cordelier wekte hem op tot berouw en volharding; en gebruik makende van de buitengewone macht, hem door zijn bisschop verleend, hief hij zegenend de hand op en sprak met van aandoening trillende stem, iets luider dan gewoonlijk, de verheven woorden der Absolutie..
De jongeling bleef op het goede pad; onuitsprekelijk dankbaar jegens zijn lieve Moeder Maria, eerde en diende hij naar best vermogen zijne machtige en liefderijke Beschermster.