Bekroonde volksliederen, uitgegeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen(1835)–C.P.E. Robidé van der Aa, Carel Godfried Withuys– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De vergenoegde huismoeder. Die zich naar zijn' staat kan voegen, Ziet zich waar geluk bereid; Zielerust en vergenoegen Schenken hem die zaligheid. Stil en rustig vloeit mijn leven, Als een effen beekje, heen; 'k Smaak, wat God mij heeft gegeven, Met mijn' stand en lot tevreên. 'k Heb een' man, die weltevreden Zwoegt en zweet om daaglijksch brood, Kloek van inborst, rein van zeden, Die zijn hand me uit liefde bood. 'k Zag zoo vele steedsche Jonkers Vroeger fladdren om mij heen; 'k Nam mijn' man, en vlood die pronkers, Fraai van tooi, maar los van zeên. 'k Heb noch goud, noch kostbre steenen, Zoo als vaak de rijkdom biedt; Maar ik heb twee lieve kleenen; Menig rijke heeft die niet. [pagina 13] [p. 13] Wat zou niet mijn buurvrouw geven, Zoo zij zoon of dochter had! Kindren, bloemen van ons leven, Koopt men niet voor rang of schat. Spaart de goede God mijn krachten, Blijven man en kroost mij bij, 'k Zal dan nooit naar meerder trachten, Altijd zingen luide en blij: ‘Die zich naar zijn' staat kan voegen, Ziet zich waar geluk bereid; Zielerust en vergenoegen Schenken hem die zaligheid.’ A. Vorige Volgende