Die dagboek van Hendrik Witbooi
(1929)–Hendrik Witbooi– Auteursrecht onbekendKaptein van die Witbooi-Hottentotte 1884-1905
[pagina 229]
| |
zaken in mynen laatsten brief geschreven, zonderenGa naar voetnoot1) om u op te helderen. Dat Hoornkrans anders konnte angegrepen worden zyn, is mogelyk. Maar zeker is het, dat gy van daar moest verdreven worden, wanneer het Duitsche Beschermingsgebied tot rust en vrede komen zoude. Dit is evenzoo gewis, als dat ik ook nu geen rust en geene vrede voor het Duitsche Beschermingsgebied vooruitziet, wanneer gy u niet den Duitschen Keizer onderwerpt. Aan deze overtuiging verand ren allen uwe woorden en alle betuigingen uwer onschuld niets. Zal daarby wederom bloed vloeien, zoo beklaag ik dit evenzoo, als wy allen het onschuldige bloed dat op Hoornkrans gevloten was, beklaagt hebben. Met opzichtGa naar voetnoot2) schiet gewisselyk van ons niemand op vrouwen en kinderen. Intusschen hoop ik dat gy met my eens zult zyn, dat wy den oorlog, die by uwe hardnekkigheid helaas niet te veranderen is, menschelyk voeren, en hoop verder dat dezelfde kort zal zyn.
Ik ben met vriendelyken groetenissen
De Keizerlyke LandshoofmanGa naar voetnoot3)
Leutwein
Majoor. |
|