No. 100.*
Naauwklof 9 Mei 1894.
Myn lieve H Edl Duitsche Keizerlyke H[eer] de plaatsvervanger van Francois
L. Major.
Ik heb in Uwen brief van Keetmanshoop gehoor, dat U my [voor] vrede vraag, zoo heb ik U de vrede gegeven, zoo hebt U verder gezeg, dat de vrede nog niet genoeg is, zonder traktaat, zoo heb ik U gisteren weder de traaktaat gegeven, zoo hebt U my gezegd, dat U zal terug gaan, als ik U Edl die twee hoofpunten zal geven, zoo heb ik in deze twee hoofpunten voor U naar Uwen wil en verzoek gedaan, en omdat U my ook niet tyd wil geven
En nu hebt U my weder gisteren iets anders waarop wy niet in onze eerste brieven gesproken hebben geëischt, en [u heeft nieuwe] punten als vrede ContietiesGa naar voetnoot1) opgeleg, en my gezeg, dat U my zal schieten, als ik die niet wil aannemen die punten zyn my zeer zwaar, en voornamelyk dat ik myn eigendom geweers en amonitie moet afgeven, en ten tweede, dat ik naar Windhoek zal gaan. Zoo verzoek ik U weder myn lieve Hoog Edl Heer! om toch eers weder voor my terug te gaan om daarover na te denken, met die twee hoofpunten, wat ik U Edl reeds gegeven heb.
Tot zoo ver zal ik sluiten
En groete U H Edl Heer.
Ik ben U vriend en Kapitein
Hendrik Witbooi.