No. 79.
!Go-xas den 3. Octber 1892.
Eerwaarde Heer Kaptein Hendrik Witbooi!
Ik heb Uw brief gekregen en gehoord wat de brief zegt, de dingen wat gij nu daar gezien hebt de kunnenGa naar voetnoot1) gegeven dat ik ook daarvan de weten, en [van] schiedgoed wat gij gevraagt hebt die heb ik ook gehoord maar ik hebt niet schiedgoed, daarom heb ik U niet gehelpen, en Verder verzoek ik U vriendelijk, en vraagt ik U lieve Broeder en Cap. die menschen, wat gij mij laat verbied, dat weet ik niet, of dat mijne is, of Uwe is, ik weet niet ander menschen, ik ken alle[e]n ons twee zyn menschen, zoo weet ik niet welke mensch zal ik verbied, zoo moet U Edl. mij dat duidelijk maken, of dat myne is. Met deze woorden sluit ik mijn kleine briefje
Met groetenis ben ik U allen
Ik ben U broeder
Simon Kooper.