No. 78.
Rehoboth den 3. October 1892.
Wel Edele Geboren Duitschen Commissaris
Den Heer Kö[h]ler!
Lang geleden heb ik met Samuël Izaak mijnen wagen gevraag naar den Heer Ottö,Ga naar voetnoot1) en toen hij niet wilde, heeft Hij met U Eerwaarde gesprokken, en U hebt naar mij verklaring gevraagt, en ik heb Samuël weêr naar U Eerwaarde gestuurt. Maar U was niet daar, en ik heb naar Den Heer Hoofdenman, geschreven, maar Hij heeft mij naar U geweizen, in Uwen afwezigheid. Zoo geeft ik U Eerwaarde heden de verklaaring van de wagen. Voor twee jaren had Otto de wagen met Ossen bij mij gehuurt met die contiëcie,Ga naar voetnoot3) om vrachten te rijden voor Rehoboth, om mij helfde te betalen, en ik heb hem een Wagen met 8 Ossen gegeven. dewijl die raad voor my goed was maar tot dusverre heb ik hem nog niet gezien, en ook niets gekregen. Nu vraagt ik de Wagen naar U Eerwd. Wees toch zoo goed, en neem toch den Wagen van den Heer Otto, en geef mij toch als U het belief met