Die dagboek van Hendrik Witbooi
(1929)–Hendrik Witbooi– Auteursrecht onbekendKaptein van die Witbooi-Hottentotte 1884-1905
No. 66.
| |
[pagina 149]
| |
booi vrede gemaken, en die vrede is vaste vrede, en mijn vader hebt mijn ook die geweer van Uwe au vader mij gewijs, zoo hadt ik gelooven dat is zeker wat mijn vader mijn verdeelGa naar voetnoot4) hebt. En nu in korten tyd hebt U oorloog gemaak tegen mijn Vader, en toen U en Vader op Krans n[e]us vrede gemaakt, achte[r] die vechten van U en mijn Vader, had mijn Vader die selfde voor U gezegt, wat ik U nu bekend maken, hoe de vrede van Uwe Au vader en mijn vader geweest is, daarom achter mijn Vaders dood, toen [U] myn brief gestuurt en gewacht of dat ik moeg of niet, voor oorlog hebt ik U ook regt geaantwoorden Neen mijn broeder, die moeg en die vrede wat U naar mijn vragen, weet ik niet daarvan, want die oorlog wat nog damarras nu hebt is neit tegen Ulieden, of naar U en of Witbooi zijn natie, maar onze oorlog is tegen AfrikanersGa naar voetnoot5) zoo is Ulieden zelf die vrede gebreekt, van mijn Vader en uwe au vader Kiwitto gebreek, en die zaak van Uwe Oorlog en mijn vader en tot naar mijn dagen, die legen net op Uwe kant, vrede of oorlog, maar ik is bekwaam genoeg om met U te vechten of Uwe zampok te vat, wat u my [mee] slaan, met zoo is mijn vaste gedachte is tot vandag, Ver[der] die brief van U zegt zoo, toen U bij Uwe mannen gehoor wat met Bern. Beukus gehoor op Windhoek hoe mijn verlang is, voor vrede, hat Uwe hart beroerten en gezegt, dat is die wat [ik] wilde hebbende. Voor die aantwoord ik zoo. Ik heb voor Bern Bekues voor mijn aferens gestuurt naar Windhoek, niet naar vrede, en | |
[pagina 150]
| |
al te woorden wat gesproken met Uwe mannen is niet vas geweest mischien [o]or Bern zijn Bankheid had hij zulke woorden sproken ik heb niet voor de twee dingen vrede of oorlog tegen U, als U vrede vrag wat vrede gebreek, ik is vrede, en als U oorlog maken, wat oorlog beginnen, ik is ook bekwaam genoeg, om Uwe stookGa naar voetnoot6) te vatten of hand. Dat is mijn vaste en volle gedachte van mij en mijn volk of natie. verder wil ik U ook iets verhalen voor oorlog naar Nicothemus en Kahimmemua wat U gezegt, laat die oorlog niet mijn hinderen maar ik maar die vrede maken met U voor die aantwoord ik zoo, Ja mijn geliefde broeder Uwe woord is regt, maar als dat wat U begin net mij dat was ander ding, maar is woord wat U met alle volken en natie gedaan maakt, toen U met Paul Visser gevecht, had U voor Mannasa gezegt Mannasa U mogt goed wesen en niet verhindert worden en toen U Paul Visser dood gemaakt, had U [naar] Man: gekomen, en voor hem doodgemaakt, en ook met Jan Afrikaners, zoo is onze natie niet, als U wil Nicothemus dood maken dat is ik want hij is mijn broeder, en als U wil voor Kahimemua doodmaken, dat is ik want hij is ik, hij is mij volk denk U dat ik is dwaas, om mijn natie voor u [te] geven, en als ik alleen is, dan heb U kans om mij te dood maaken? Het gaat met onze nasie niet zoo, verder die vrede wat U met myn man Klaas gestuurt is niet vrede Waarom stuur U twee dingen op een keer vrede en oorlog, wat maken U. Wil U laat ik laat ik schuldig raak, met mij zweer voor God. wat ik gezweer, dat ik zal nuit niet voor Klaas Hans stuuren? of hoe denk | |
[pagina 151]
| |
U, dat ik hebt die ding gemaakt, laat U kan denk, ik is vroomme man en is Regtvaartige Cap. voor God? Neen die heb ik gemaak voor myn zonde en, mijn volk zijn zonde voor God, Want hij heeft mij duizend maal geholpen, en waarom verzoek U, voor mij met die ding; en stuur mijn man met vrede, als dat de woorden van Bern Beukues myn woorden geweest waren, Het is onmogelyk Om mijn eigene mane te stuurt naar mij naar vrede, U mogte maar Uwe man stuur een voor man van U wat alle menschen weet dat is Uwe man Klaas Hans is mijn man. Verder de oorlog wat U gezegt, dat U zal stuur naar Kahime. die is al daar beest gevat, en menschen dood gemaakt, U kan maar alles in Klaas hooren, wat daar gebeurt. Verder U wees zoo goed, en stuur niet Klaas tweede maal, als U wil brief naar mij stuurt. En daar is hij
Ein digt met Groetnis
Ik ben Cap.
Samuël Maharrero. |
|