Die dagboek van Hendrik Witbooi
(1929)–Hendrik Witbooi– Auteursrecht onbekendKaptein van die Witbooi-Hottentotte 1884-1905
No. 36.
| |
[pagina 102]
| |
brieven gesprokken, Nu vraagt ik U Ewaarde, Zyn de Damaras nog op te plaats, en als zij nog daar zijn, op wiens reken is het? Dat is Uwe verzoeks, zoo zeg ik naar U Eerwd als de Damaras nog daar zijn, laat zij gaan, want dat is mijn plaats, Want ik heb het overwonnen laat het toch niet noodig wezen, Om met den oorlog daar te komen. U zult misschien gehoord hebben, dat ik een brief geschreven heb naar Okahandje en gevraagt of te Damaras niet Willen vrede vragen. dat is nadat de plaats mijne is. Ik verzoek U vriendlijk, als te Damaras niet willen uitgaan, zeg het mij hastelyk. Aanwoord mij hastelyk op dien brief.
Hopende dat U Eerwaarde mij haastelyk aanwoorden
Sluit ik met hartelyk groetenis
Ik ben U Vriend
Cap
Hendrik Witbooi. |
|