Die dagboek van Hendrik Witbooi
(1929)–Hendrik Witbooi– Auteursrecht onbekendKaptein van die Witbooi-Hottentotte 1884-1905
No. 28.
| |
[pagina 88]
| |
het nu in waarheid dat de Heere nu deze verzuchtingen van lange jaren wil verhooren en wij hebben nu eennen zichbare en gelooftbare teken daar van door deze groote barmhartige weldaad door deze menigte van waarde zoo ziet het aan als een onverdienden weldaad en verlossing daarom stel ik heden de gansche gemende voor hoe het staat met deze waarde en hoe ik het met deze waarde [bedoel] Mijn werf was tot tus ver een vleesch werfGa naar voetnoot2) geweest en het waarde word niet tijdzaam gebruik het word niet op een regmatige wijze gebruik het word niet op een spaarzame wijze gebruik maar lieve gemente deze goederen zullen bewaart worden zoo laat ieder een hetgeen hij in handen gegeven is bewaren en bedenk het op hoedanige wijze de Heere deze groote menigte van waarde op een dag in onze handen gegeven heeft zoo werk niet ongevoelig en ligzinnig met deze goederen en werk niet verachtelijk daarmede gebruik niet ondankbaar gebruik niet onmatig woord ook niet hoogmoedig en vergeet niet deze groote onverdiende barmhartige weldaad en zondig niet en bedroef den Heere onze Heiland niet met zulke handelingen en leven Zoo bewaard deze goederen en leef daarmede vort en word peholpen gebruik de goederen als melk goed en leef van melk Verder den tweete wij weten in deze onze toestand en werk dat de heele werld verdeelt is in twee deelen | |
[pagina 89]
| |
sommigen staan als vijanden tegen ons en die zoeken onze nadeel en schade en verniediging maar somigen staan als onze vrienden en die zoeken onze voordeel en voorspoed en behouding en God heeft deze menchen ons gegeven als vrinden en allen die deze werk verstan hebben dat zijn menschen wat ook van God begenadig zijn en die legen ook in de zelfde voorbiddiggen, en verzuchtinggen met ons en leggen ook in die hope dat de Heere nog enen veranderlyken toestand weder zal geven en alhoewel zy niet personlyk mede helpen tot deze werk zoo blyven zij toch niet uit maar zij zijn in deze werk en helpen mede met alle noodige werktuigen voor deze werk zij werken met gebed zij werken met hunne goede raad gevende planen zij werken met hunne vermogendheden die zij van God gegeven zijn en zij ontmoeten ook zware en moeitelyke dagen om onzen wil door diegenen die tegen ons zijn en krijgen groote schades en verliesingen waardoor zij moeteloos kunnen woordenen en ophouden om ons te helpen maar zij leggen alles ook op den Heere zooals [wij] en zy worden ook geholpen zoo als wij zij helpen deze werk mede met hun geld met scheidgoed met roeren met paarden met zadels met toomen en halders met paarden schoenen en spijkers met drinkgoed en rookgoed met zafte kos in in het huis met slag[g]oed met kleederen en schoenen met wagens en ossen en met deze weldaden van deze menschen help ons de Heere dagelijks ik meen van rooien voornamelyk van witte mannen daarom weet dat dat God ook aan zulke mannen denk en dat God ook zulke weldaden wil beloonen en verblijden zooals ons zoo staat het ook van onze kand om iets aanGa naar voetnoot3) | |
[pagina 90]
| |
deze mannen te doen om hen ook te versterken opdat te werk niet zwak woorden niet stil staanGa naar voetnoot4) daarom verzoek ik u mijne geliefde gemeente denk toch niet dat al uwe behoefdens dit maal zal voldaan worden en hinder my doch niet by alle gebruikbare slagdgoedGa naar voetnoot5) laat ik ook eenmaal toch myn wensch verkrygen en daarna werken deze laatste verzoek is tot alle amtenaars en burgers en vrouwens en kinders zoo hoor toch lieve gemeente Ulieden
kapitein Hendrik Witbooi |
|