Die dagboek van Hendrik Witbooi
(1929)–Hendrik Witbooi– Auteursrecht onbekendKaptein van die Witbooi-Hottentotte 1884-1905
[pagina 65]
| |
No. 21.
| |
[pagina 66]
| |
getrokken, zonder gehindert te worden, van dit huis, maar, toen ik getrokken ben, heb ik niet myn plaats Gibeon niet verlaten, neen, ik heb te plaats niet verlaten ik kan myn plaats Gibeon niet verlaten, zoo Gibeon Blyf mijn plaats, en zal mijn plaats blijven en ik heb nu achter mij weder een ander groot gemeente gezet, van alle /Khowese menschen die achter gebleven zijn, en die wat in ander naties gewees zijn, die zyn ook uitgekomen, zoo is te plaats nu voolGa naar voetnoot2) bewoon, weder van /Khowese volk, zoo woon ik nu als twee Groot Gemeentens, een groot Gemeente op Gibeon, en een Groot Gemeente op Hoornkans. Aan gaande 2, hoe de vrede in mijn eerste tog met Maharrero begonnen is, Maharrero heeft eers de vrede gevraagt, waar wij nog sterk in het vechten staan, toen heb ik mijn mannen laten eers ophouden, om eers die stem van vrede wat van Maharero zijn kant klink te hooren, toen heef Maha. zelf met zijn eigen persoon naar mij gekomen, hij heeft geen mensch of brief sturen, en zelf met zijn mond die vrede bij mijn gevraagt, zooGa naar voetnoot3) zal ik U te brief sturen om zelf te zien met welke woorden Maharrero. de vrede bij mijn gevraag heef, 3, op het vertrouwen van deze vrede woorden, heb ik mijn tog naar Maharrero gegaan, toen heef Mahar. mij met goede vrede woorden ingelok in zijn oorlog kraal, en mij met zijn oorlog omzingel, en my eers geschotten zoo is die dag eene groote slag op mij gevallen, zoo heb ik die dag omtrent 40 mannen verlies, en twee zoons van mij is die dag gevallen, zoo heef Mah. die vrede eers gebrokken, waarvoor ik gekomen is, om het te bevestigen, en Mah. heef toch een woord | |
[pagina 67]
| |
waardige woord gescprokken Op den eersten dag, toen hij de vrede gevraag heeft, hij heef gezegt, als ik eers deze vrede breek, dan zal ik met koute handen en uwe handen overgegeven worden, en als U deze vrede breek, dan zal U met koute handen in mijne handen overgegeven worden, en zoo heef hij eers die vrede zelf gebroken, zoo staat de orlog nog van die dag af tuschen ons, 4. hoe ik ou Vader Mozes verlaten en hoe Paul Visser schandelijk gehandelt heeft met ou vader,Ga naar voetnoot4) ik heb ou Vader niet verlaten, maar hij heef mij verlaten, en mij vervloek, en hoofden geroepen, om mij te vernietigen, ik heb hem ook uitgenoodig, met gansche /Khowese volk, en hem gezegt, Komt lieve oude Vader, laat ons goed van Pastards herstellen, en laat ons daarna trekken, nu is de tijd gekonen dat ons nu onze oude trek zal voort zetten, zoo volg mij lieve Vader, maar ou Vader heef mij niet verstaan, maar hij heeft mij beschuldig, dat ik te Kapitein[schap] van hem afvat, zoo is hij daar door tegen mij kwaad geworden, en mij verlaten, en niet gevolgt, en die menschen, wat in mijn eerste trek achter gebleven zijn, omdat zij mij niet verstaan hebben, die hebben mij verstaan, en [bij] mij twee[de] afkoms, op het oorlog van Paul Visser op het roep van ou Vader zoo hebben deze menschen met mij gestrokken maar ou vader heef weder van deze tweede achter gebleven maar maar hij is van de plaats ook weggegaan, en naar oude Cap Jak. Izaak zijn groontGa naar voetnoot5) afgegaan, en daar gebleven, zoo [is] Paul V. met zijn oorlog afgegaan, en daar vader en ou Adam Klaase gevangen, en op Gibeon gebragt, en daar op onze | |
[pagina 68]
| |
oude kerkhof 1. graf gemaak,Ga naar voetnoot6) en hun daar afgeschiet, dat was de uiteinde van ou Vader. 6. hoe te partij van Paul V. vernietigd wierd, van Paul V. zal ik U niet veel meer schrijven, in deze brief maar ik zal U ook de brief sturen, om zelf de zien, hoeveel moeite ik met Paul Visser gehad heef, en welke woorden ik met hem gesproken heb, om toch deze gevaar af te keren, van hem, opdat het niet zoo komt, zooals het gekomen is, maar daar was geen gehoorGa naar voetnoot7), 7, hoe te roote naties in mijn zaak verwikkeld zyn, Kapitein ‡Arismab is hier, om in Paul V. ingegaan, om toch een stuk groond te verdienen, wanneer Paul V. ou vader en mij zal overwinnen, en alle andere roote naties is tegen mij opgestaan, om niets anders, dan op het bloedvriendschap, om met malkander de helpen, en ook om de brief van Cap. Jan Afri.[kaner] wat hij tot alle hofden geschreven heeft, en deze brief van Cap. Jan Afri., zal ik U ook sturen om zelf te zien. 8 Aangaande dat U vraag, van het verkopen des lands, Heer spanebergGa naar voetnoot8) is tot ou vader ge komen, en gesproken van grond verkopen, maar ou vader heef hem kort afgestaan, en geen grond aan Spaneberg verkop, en ook niet aan te boeren,Ga naar voetnoot9) slechts Tsūb/Garis heef ou vader [verkoop om] te schulden [te] betaald, aan ou | |
[pagina 69]
| |
E. Ri.Ga naar voetnoot10) en witte mannen heb ik ook niet toegelaten, om koper te zoeken, slechts aan Robert D[uncan] heb ik laten zoeken, in de grond van Gibeon. Wees teder en hartelyk gegroet van mij, U mits Jefvrouw kinderen met mij gansche gemeente, van Hoorn krans.
Ik ou vriend en Capitein Hendrik Witbooi. |
|