Inleiding
Het diepgaande onderscheid tussen de Republiek der Verenigde Nederlanden en het moderne Nederland raakt vrijwel alle facetten van het leven. Zo bestaat er ook op politiek gebied een kloof tussen oud en nieuw. Terwijl de Republiek in soevereine lokale eenheden verdeeld was, en twee soorten mensen kende: heren die tot regeren, en ingezetenen die tot gehoorzamen geboren waren, kan men het huidige politieke organisme kenmerken als een eenheidsstaat waarin de mensen in rechten gelijk zijn.
Wellicht is de scheidingslijn tussen de oude en de nieuwe orde nergens in West-Europa zo scherp als hier, en de overgang verliep dan ook schoksgewijs. In een periode van honderd jaren, van 1748 tot 1848, vonden er namelijk vier revoluties plaats: de eerste van 1748/49, de tweede van 1780 tot 1787, de derde van 1795 tot 1801 en de vierde in 1848, die onder invloed van het buitenland en door het ingrijpen van de koning eigenlijk meer een ‘wonderlijke omkeer’ was.
Ofschoon deze beslissende fase, deze historische crisis, even belangrijk voor Nederland mag heten als de opstand tegen de landsheer en de wording van onze onafhankelijkheid in de zestiende eeuw, heeft onze geschiedschrijving zich veel meer met de crisis van de zestiende dan met die van de achttiende eeuw bezig gehouden. Zo komt men bij het onderzoek naar de ‘modernisering’ van Nederland vaak voor onverwachte gebeurtenissen en verrassingen te staan. In deze studie, die de betekenis van de revolutie van 1780 tot 1787 en de positie van Nederland binnen het geheel der westerse revoluties wil nagaan, ligt het verrassingselement in de ondertitel besloten. Kleio kan immers, welke eisen aan haar ook gesteld worden, nimmer de mantel der liefde dragen die alles bedekt. Alleen dán kunnen schimmen mensen worden, en een klucht geschiedenis.