Ineens begon Wakker te blaffen. Een verschrikkelijk gerucht kwam op uit zee. Toen zei de koksjongen: ‘Het is tijd van opstaan! Lieve Prinses, geef me toch uw schort, die kan ons misschien van nut zijn’.
De prinses bond haar schort af, en de koksjongen sneed die in drie stukken, hij wist wel waarom.
Nu begon het zoo ontzettend te razen in het water dat de golven opsprongen en het land in spatten, en een vreeselijke meerman kwam te voorschijn, die drie koppen had, de eene al afschuwelijker dan de andere. Naast hem liep een meerhond, die was zoo groot als een kalf.
De meerman brulde: ‘Waar is de prinses die ze mij beloofd hebben?’
De koksjongen antwoordde: ‘Hier! Maar kom eens een beetje dichter bij, dat we een woordje kunnen spreken samen’.
De meerman schreeuwde: ‘Zou jij, klein wurm, soms willen probeeren met ons te vechten?’
De koksjongen antwoordde: ‘Jawel, groote lomperd, dat wil ik! Kom maar op!’ ‘Wacht dan!’ zei de meerman, ‘dan zullen we eerst onze honden samen laten vechten’.
Dat vond de koksjongen goed.
Zij hitsten Wakker en den meerhond op elkander aan. De meerhond zette een muil open of hij Wakker in één hap verslinden wou. Maar Wakker greep den meerhond bij den strot, dat het bloed er uitsprong, en de meerhond leeg liep en dood bleef liggen op het zand.
‘Zie je’, zei de koksjongen, ‘zoo is het je hond gegaan en zoo gaat het jou straks ook’.
En meteen sprong hij vooruit en zwaaide zijn zwaard zóó, dat hij den meerman zijn eenen kop afsloeg, die vloog ver weg de zee in, dat het water er van opspatte.
Maar de meerman had wonderlijke manieren, want de afgehouwen kop sprong weer op uit het water, ging op zijn hals zitten, en zat weer even stevig vast als te voren.
Toen de koksjongen dat merkte, riep hij tegen de prinses: ‘Lieve Prinses, pas nu op uw tellen, en zoo gauw als ik een kop afhouw, pak hem beet, en leg er een stuk van uw schort over, want als hij in het water kan komen, wordt hij weer levend, en het is een onbegonnen werk met den meerman’.
Meteen gaf hij weer een slag dat de kop er afvloog. En de prinses, niet lui, ving hem in de vlucht op en legde er gauw een stuk van haar schort over. Daar lag de kop stil. Nu had de meerman nog maar twee koppen, en met een woedend gebrul kwam hij op den koksjongen af. Maar die werd niet bang, hij merkte dat