‘Asschepoetster!’ zei het vrouwtje ‘zou je wel naar het bal willen gaan?’ ‘Och!’ zei de arme Asschepoetster, ‘als ik maar kon!’
‘Nu!’ zei het oude vrouwtje ‘ga dan eens naar den tuin en haal me een pompoen, zoo een groen en gelen, den mooisten en grootsten dien je vinden kunt’.
Asschepoetster begreep wel niet waarom ze een pompoen moest halen, maar ze dacht dat het oude vrouwtje het zeker vriendelijk met haar meende, en wel weten zou wat goed voor haar was. Dus liep ze gauw den moestuin in en haalde een mooien, grooten pompoen, dien bracht ze het vrouwtje.
‘Geef me nu je keukenmes!’ zei het vrouwtje. En Asschepoetster haalde gauw haar mes uit de lâ.
Toen nam het vrouwtje den pompoen en het mes, en zij holde den pompoen uit, tot er niets meer over was dan de schil.
‘Let nu eens goed op!’ zei ze.
Met haar stok gaf zij drie tikken op den pompoenschil. En toen was het ineens geen groen en gele pompoenschil meer maar een prachtige groene koets met gouden wielen.
Daar stond Asschepoetster van te kijken!
Maar het vrouwtje zei:
‘Ga nu eens naar den kelder, en haal de muizenval! Er zitten zes muizen in, laat ze vooral niet ontsnappen!’
Asschepoetster dacht er niet eens meer over waarvoor het vrouwtje de muizen noodig had. Als de wind zoo gauw was zij den kelder in en weer terug met de muizenval. Het vrouwtje zei:
‘Doe voorzichtig het deurtje open!’ Een muisje kroop er uit. ‘Tik!’ zei het vrouwtje met haar stok. En met een was het grijze muisje een appelschimmel geworden. En het tweede muisje kreeg een tik, en het derde, en het vierde, en in plaats van vier muisjes in de val, stonden er nu vier appelschimmels voor de groen en gouden koets. Nu zaten er nog twee in de val, dat waren geen muizen maar ratten, en de ééne van de twee had een snor van belang. Toen die een tik op zijn kop kreeg, schoot ze ineens recht over eind en was een koetsier in grijze liverei met een geweldigen baard. En de tweede rat die kleiner was en geen snor had om van te spreken, werd een palfrenier met een glad gezicht, ook in het grijs. De koetsier klom op den bok van de staatsiekoets en de palfrenier liep naar het portier en hield het open.
‘Wie moet daar in?’ riep Asschepoetster.
‘Nu, wie denk je?’ vroeg het oude vrouwtje. En meteen hief zij haar stok op en gaf Asschepoetster een tik. Daar vielen de vuile, oude kleeren af, en zij