figuur steeds dwingender gevangen raakt. Door het raam kijkt zij naar de man die aan de overkant woont en volgt hem soms, zelf ongezien, op straat naar zijn werk. Zij kijkt door verrekijkers en kijkkanonnen, in de bioscoop kijkt ze naar de figuur op het scherm als naar zichzelf: glazen en lenzen zijn haar bestendig medium. Daarbij komt nog dat zij zelf een bril draagt en één glazen oog heeft. En tenslotte, ‘aan alle kanten kwetsbaar’ pantsert zij haar eigen lichaam als met glas tegen de buitenwereld: ‘Ze voelt hoe ze van buiten hard wordt als 'n harnas, 'n glazen pantser’ (113).
In verband met al die vormen van kijken en observeren, vermeld ik eerst enkele sterke taferelen, waarin J.F. Vogelaar zich reeds een schrijver van belang toont.
De in de herinnering beleefde liefdesscène, waarin de inhibitie die Hilde remt door haarzelf wordt vastgesteld: ‘...ik snakte naar hem, of plotseling zag ik mezelf zoals ik daar lag, vlezig, lelijk en vol verlangen, ik kon niet meer, zijn hippend geslacht brandde in mijn hand, ik liet het los en duwde hem zonder iets te zeggen van me weg’ (44). Het schrijnende masturbatietoneel boven een spiegel, dat in zijn donkere, lyrische intensiteit herinnert aan soortgelijke tonelen bij Hugo Raes (106-107). De wandeling door de besneeuwde stad, waar zij de wereld rondom haar scherp waarneemt als een film van beelden waarin zij zonder raak- en herkenningspunten verloren loopt: ‘buiten is niets voor mij, alleen 's nachts is er niemand, maar dan moet je nog meer op je hoede zijn, en binnen, ik kan er niet uit...’ (68-72). Zo groeit geleidelijk het complex van remmingen en angst, waardoor Hilde autistisch in zichzelf besloten zit, hunkerend naar contact met mens en wereld, bezeten door haar gefrustreerde erotische verlangens maar zich beschuttend en beveiligend tegelijkertijd omdat zij zich van haar daadwerkelijke onmacht tot liefde scherp bewust is, zich alleen nog openspreidend in de eenzaamheid, die haar soms op de rand van razernij en krankzinnigheid brengt. Haar nood aan dierlijke warmte wordt in enkele herinneringsbelevenissen schokkend uitgebeeld. De manier waarop de auteur in zulke taferelen met poëtische taalkracht de realiteitservaring tot buitengewone spanningen opdrijft, laat niet de minste twijfel bestaan aan de grote mogelijkheden van zijn schrijverschap.