Het eerste verhaal, Een schijndode maan, staat eigenlijk nog helemaal in de sfeer van Het plantaardig bewind. Het wordt, als ervaring uit de vroege jeugdtijd, in het preteritum verteld door een mannelijke ik-figuur. Ligt het ver terug in het verleden en wordt het vanuit een vervormende herinnering opgehaald? In ieder geval is de vader, die de aanleiding tot het gebeuren was, intussen gestorven. Het relaas begint - althans schijnbaar - doodgewoon op het realistische vlak. De ik vertelt hoe hij als jongen, tijdens een periode van zwaarmoedigheid en slapeloosheid, waarvoor geen arts een verklaring had kunnen geven, op aanraden van zijn vader een rustkuur zou doormaken op het landgoed, Huis Rode, van een zekere, hem onbekende meneer Kobalt. Zoals meestal bij Hamelink is hij een eenzame jongen, vervreemd van vrienden en omgeving. Het is ongewoon heet voor de maand oktober, en wanneer de jongen in een buitenstationnetje uitstapt, begint de werkelijkheid verontrustende tekens te vertonen: de rails schijnen te kronkelen in het harde zonlicht, een man op een bank draagt een bril, ‘waarin scherven licht spetterden’ en de zonderlinge voerman die de jongen met paard en kar komt afhalen heeft ook brilleglazen ‘die in brand gevlogen waren’.
Deze mededelingen worden rustig gedaan, alsof ze helemaal in het vlak van de normale waarneming lagen. Eigenlijk zou men ze ook nog voor wat verhevigde impressionistische notities kunnen houden, en in ieder geval: daar de jongen zelf aan het woord is, zijn het zijn eigen ervaringen, waarover hij geen uitleg verstrekt. Nochtans speelt de zon geleidelijk een onheilspellender rol (‘Vloeibaar zonlicht als kokende ijzererts werd over mijn ogen gegoten’) en versuft door hoofdpijn valt de jongen in slaap op de wagen. De verdere tocht door de kille avond - in een lichtelijk ouderwetse, neo-romantische, maar plastische en heel mooie schriftuur - verloopt weer betrekkeiijk normaal, al doet de voerman opeens raar en vertelt hij geheimzinnig over het zonderlinge meisje Solange, dat in Huis Rode woont. Na de aankomst op het landgoed blijkt een grens gepasseerd te zijn en breekt de hallucinatorische vervreemding voorgoed door. Het grootste gedeelte van het verhaal staat nu in het teken van de maan, een groenachtige, spokende, ijskou-