vermeldt hem helemaal niet en bij Van Leeuwen komt hij slechts met name voor. Een treffend geval van miskenning.
Nochtans heeft de kritiek tijdens zijn leven behoorlijk veel aandacht aan hem besteed, al heeft hij anderzijds wel nooit tot een vaste literaire groep of vriendenkring behoord. Gedebuteerd in De Vrije Bladen, publiceerde hij vanaf 1929 regelmatig in De Stem, waarin vooral de twee bovenvermelde prozawerken verschenen, die overigens het voornaamste deel van zijn literair oeuvre uitmaken. De roman Drijvend casino (1958), hoewel gebouwd op een gegeven dat rijk aan mogelijkheden was, is in een feuilletontoon blijven steken, en over de verdere essays (Amerikaanse filmkunst mobiliteit en revolutie, e.a.) kan ik het hier niet hebben. In een In memoriam (De Stem 1940) schreef Dirk Coster over Bed en wereld: ‘Het zal blijven als reeds veel vergeten is, want geen werk in onze literatuur geeft een zo compleet beeld van onze eigen tijd, van de verwilderde snelheid die naar ondergang of catastrofe scheen te jagen’.
Een dergelijke opinie heeft Bert Schierbeek uitgewerkt in de interessante en sympathieke inleiding tot de Meulenhoff-editie. Van de moderniteit van Otten hangt hij er het volgende beeld op: ‘Hij leefde in een tijd die vele problemen met de onze gemeen had. Het was mijn tijd van achttienjarige. Jazzmuz., film, dreigende economische crisis, gangs, geheime kelders waarin we meenden te kunnen doen wat we wilden: muziek, jazz, meisjes, jongens. Er was de crisis in de democratie en Eenheid door Democratie, Ter Braak, Du Perron en Slauerhoff, wiens Verboden Rijk een rijk opende. Er waren de werklozen, de “veensoldaten”, Colijn en de bezuiniging, er was het gevoel van onbehagen en onzekerheid en het opkomend fascisme in Italië en de Jodenvervolgingen van de nazi's in Duitsland en de gevluchte Joden die hier asiel zochten. Alle congressen dansten. Veel vreugde was er niet. De esthetiek had een slechte tijd. Manifesten bij de vleet, maar ook de muziek, de film en haar sterren. Het individu had een moeilijke tijd. Een groot stuk van de reis tussen “droom en daad” uit die tijd vindt men terug in Bed en wereld.’