De Amstelstroom(1755)–Nicolaas Simon van Winter– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina **1r] [p. **1r] Op den Amstelstroom van mynen schoonzoone N.S. van Winter. Vloei, Landstroom, van wiens lof vier waerelddeelen wagen! Vloei, langs uw' groenen zoom, naar 't Y met vlugger vaart. De grootsche zeetrompet mooge aan die reê behagen, Een tooverende lier is tot uw' roem gesnaard. Uw oorsprong, uw sieraad, uw uitgestrekt vermogen, Het altoosbly gelaat, ô Amstel! van uw oord, Uw Koopstad houd met recht de Dichtkunst opgetogen, Die in van Winter zweeft langs uw' bebloemden boord. 't Is of natuur ontluikt op 't klinken zyner snaren, En 't zuivelryk gewest met klavers overstrooit; De wrede veepest schynt om stal noch stulp te waren. Wat zien wy Ouderkerk aanminnig opgetooid! [pagina **1v] [p. **1v] Geen noestig stroomgewoel gaf aangenamer leven Aan bosch, en hof, en veld, door voorzorg trouw behoed. Wie zag ooit guller vreugd, meer lieflykheden zweven Dan daar de morgenzon den Morgenstond begroet. Hoe heuchlyk is 't, in rust, geleden leed te melden! Dat Utrechts kerkvoogd wrokke en stryde om 't landgebied, Het huis van Amstel drukk'; de kryg verderv' de velden; De Vryheid steeg ten troon door rampen en verdriet. De groote Waereldstad, aan uwen boord gelegen, Wier midden gy besproeit, ô Amstel! daar het Y Haar schoonheid en haar magt ten toppunt ziet gestegen, Is noch de glorietroon der Zee- en Koopvaardy. Wat heeft de nyvre vlyt een uitgestrekt vermogen! ô Koopzorg! schoone bron van aardsche zaligheên! Gy vult de milde hand van 't vriendlyk Mededogen; Gy zyt de steun des Staats, de welvaart van 't gemeen. Hoe rezen, door uw hulp, de kostbre praalgestichten, Daar Kunst, daar Wetenschap de Leerzucht bezig houd! De tempels, toegewyd aan reine Godsdienstpligten! Zo werde in ieders hart de deugd een kerk gebouwd. [pagina **2r] [p. **2r] Breng vry, ô Zuider kerk! van Winter in gedachten, Dat onder uw gewelf zyn dierbre Moeder rust, Die Flonkerster der deugd trekk' 't oog der nageslachten: Ze is waardig dat haar kroost haar koud gebeente kust. Zo moet' de nazaat ook uw kunst en deugden pryzen, Myn Zoon! de Landstroom eere uw dichterlyke groet! De Zangberg doe uw' roem op hare galmen ryzen! De Koopvaardy beloone uw vlyt met overvloed! Zo blyven Deugd en Kunst uw huwlyksliefde sterken, Daar ziekte en felle smart myn telg, uw gade drukt! Al schreit myn kindermin, zy doe myn liefde u merken, Daar ze uwe dichtmaagd kust, die minzaam my verrukt. AGATHA MARIA SENA, Weduwe van J. MUHL. Vorige Volgende