De Amstelstroom(1755)–Nicolaas Simon van Winter– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina *3r] [p. *3r] Toewying aan mynen schoonbroeder, den heere Jacob Muhl. Vriendschap wyd, ô Boezemvrind! U myn Stroomgezang geruster, Daar de liefde ons, in uw Zuster, Door den band van 't bloed verbind. Vriendschap doet me uw deugden eeren, Liefde als Broeder u waardeeren. Kon, in 't opgaan onzer jeugd, U myn Dichtmuzyk behagen; Het verstrekke, in ryper dagen, Noch ten voorwerpe uwer vreugd! Duld dan dat myn Poëzye Vrolyk u haar' Amstel wye! [pagina *3v] [p. *3v] De Amstel, die zyn koopbelang Door uw nyvre vlyt ziet staven, Telt u by zyn Handelbraven; Ziet, in 't midden van hunn' drang, U, door 's Hoogsten gunst gezegend, Minzaam door 't Geluk bejegend. Zyn we, ô Jacob! aan zyn' zoom, Daar de Vryheid leeft, geboren; Zou iet meer ons hart bekoren Dan de luister van een' Stroom, Die, de tyranny ontwassen, Word geroemd aan 's Aardkloots assen? Neen. Wie kende ooit hooger lust, Broeder! dan den Ongezienen Met een vry gemoed te dienen; Dan, in ongestoorde rust, Van de bange zorg ontheven, Stil en vergenoegd te leven? [pagina *4r] [p. *4r] 'k Zing, ô Muhl! dit heilryk oord, Daar een' rei van zaligheden Ons ontmoet met blyde schreden, Door ons Amstelland bekoord. 'k Zing de Stad, door 's Hemels zegen Op den top van eer gestegen. Lacht hier dertle weelde u aan, Denk niet dat de deugd der Vadren 't Nakroost niet meer speelt in de adren. 'k Zie haar noch in luister staan. Kon 't uw nedrigheid gedoogen, 'k Bragt uzelv' u onder de oogen. 'k Zou u, Hoop van uw Geslacht! Voor myn Kroost een voorbeeld noemen; U om uwe oprechtheid roemen; U, die wysheid eert en acht. 'k Zong, ô Blydschap uwer Moeder! Uwe trouw als vriend, als broeder. [pagina *4v] [p. *4v] 'k Zou... Maar 'k zie uw minzaamheid Reeds voldoen aan myn verlangen; U myn Poëzy ontfangen. Welk een lot haar zy bereid, Zy zal, lang na onze dagen, Teekens onzer vriendschap dragen. Hieröp blyve u 's Hemels gunst Aan den Amstel mild bestralen! Niets moete uw geluk bepalen! Leef ten nutte van de Kunst! Leef! Wat wanklen moge of wyken, Onze trouw zal nooit bezwyken. 1754. NICOLAAS SIMON van WINTER. Vorige Volgende