Door arm Vlaanderen
(1903)–August De Winne– Auteursrecht onbekend
[pagina 284]
| |
Het moet hetzelfde gevoel zijn dat onze bijgeloovige voorouders betatigden, toen nog aan het bestaan van toovenaars geloofd werd en zij zich in de tegenwoordigheid bevonden van een persoon die verdacht werd duivelsche betrekkingen te onderhouden. De socialisten ontmoetten nergens vertrouwen; men wachtte zich wel met hen een onderhoud te beginnen; geen antwoord kon verkregen worden op vragen betreffende den toestand der bevolking, van het werk, over het bedrag der loonen, enz. Meermalen heb ik kunnen opmerken dat alle getuigenis van het voorbijtrekken der socialisten met zorg verwijderd werd; in de herbergen, waar wij wat gerust hadden, bleef geen der dagbladen die wij er lieten zichtbaar na ons vertrek; onmiddellijk werden de drinkglazen geborgen, de stoelen op hunne plaats gezet, de deur gesloten. Het scheen alsof sedert twintig jaren daar geen persoon voorbij gegaan was. Men wilde volstrekt niet laten zien, omgang met de socialisten gehad te hebben. Hoe zouden wij dien afkeer overwinnen? Welke was de oorzaak van dit wantrouwen? Was er geen middel aan de buitenbevolking de wereld te leeren kennen, bij haar het gevoel van solidariteit wakker te schudden? Voorloopig zou men maar voortgaan nu en dan het blad De Landbouwer te verspreiden. Doch een plotselinge omkeer had plaats. In het begin van het jaar 1896 werd te Gent eene samenkomst gehouden van al de buitenlieden die men dacht voor het socialisme genegen te zijn. Alles werd in stilte belegd om geene vervolgingen te verwekken. Het waren de wijkclubs die het initiatief | |
[pagina 285]
| |
der bijeenkomst genomen hadden. Men zou de broeders van den buiten goed ontvangen; het programma bevatte een congres, een vriendenmaal en tot slot een feest. De ontvangst en het congres hadden plaats in het lokaal Vooruit, Garenmarkt, het feestmaal werd bereid in het lokaal der Vrije Bakkers, Puinstraat, en het concert werd in het Feestlokaal gegeven. Alles verliep opperbest; 54 buitenlieden hadden den oproep beantwoord; de wijkclubs hadden talrijke afgevaardigden gezonden en de progressisten, waaronder de heer Cambier, waren aanwezig. Men besloot de propaganda met meer kracht te ondernemen. Het zoeken naar lokalen werd bijzonder aanbevolen. Met moed en vuur bezield keerden de buitenlieden naar hunne haardsteden terug. De wijkclub van den wijk der Nieuwbrug te Gent had, naast zijnen wijk, het kanton Oosterzeele bewerkt, dat als vooruitstrevend geboekt stond. Onder de bekenden op den buiten had hij een man gevonden die zich openlijk als socialist dierf verklaren. In zijn huis vergaderden enkele vrijzinnigen, alsook de mannen van de stad en de socialisten van den wijkclub der Nieuwbrug wanneer zij propagandatochten ondernamen. Aldus kwamen de gezellen op het denkbeeld dat veel zou kunnen gedaan worden voor de ontwikkeling der buitenlieden en voor hunne organisatie, wanneer men over lokalen beschikte. De wijkclub der Nieuwbrug verzocht het Midden-Komiteit der Gentsche werkersvereenigingen bij gezegden bekende uit het kanton Oosterzeele, | |
[pagina 286]
| |
bij Tieste Pasters, van Scheldewindeke, eene houten barak te doen timmeren, waar meetings en concerten zouden kunnen gegeven worden. Tot nu toe had men wel in de opene lucht op zijn hof mogen spreken, maar daaraan waren vele moeilijkheden verbonden die zouden verdwijnen met het bouwen der zaal, waar zoo noodig tooneel- en turnfeesten konden plaats hebben. Het scheen dat wij hier op eenen grooten vooruitgang mochten rekenen. Het Midden-Komiteit benoemde eene commissie om de zaak te onderzoeken. Deze stelde zich in betrekking met de Gentsche progressisten, legde naar verslag neder, met het gevolg dat bij Tieste Pasters, te Scheldewindeke, eenehoutenzaalgebouwd werd. De onkosten bedroegen 300 fr. en werden gedragen door de socialisten, door de progressisten en door den wijkclub der Nieuwbrug. Een paar meetings, een drietal feesten hadden plaats; maar weldra bleek het een ondraagbaren ast te zijn voor Gent dit lokaal gedurig te bevolken. Gent moest altijd alles leveren om daar mets mogelijk te maken. Tieste Pasters die zich grooten bijval en belangrijke winsten op den verkoop der dranken voorgesteld had, was teleurgesteld. Hij werd ontrouw aan het socialisme. Het lokaal werd verlaten en in 1900 door Pasters afgebroken, nadat hij een jaar vroeger reeds verboden had er nog gebruik van te maken. Deze poging was dus nogmaals te vergeefs geweest. Het bezitten van een lokaal op eene buitengemeente gaf nog geen goeden uitslag. Welke was dan toch de reden die het binnendringen op den buiten zoo moeilijk maakte? Zou de reactie, | |
[pagina 287]
| |
die van daar steeds de socialisten stremde in hunne pogingen de werkers meer rechten en meer welvaart te doen verkrijgen voor hunnen arbeid, nooit kunnen overwonnen worden? De tijd en onvoorziene gebeurtenissen zouden daarop antwoorden. In het voorjaar van 1898 moest het arrondissement Dendermonde een kamerlid kiezen in vervanging van wijlen M. De Kepper. De Socialistische partij stelde mijne kandidatuur voor. Veertig dagen bleven ons over voor den kiesstrijd. Er werd eene hardnekkige propaganda begonnen. Alle dorpen van het arrondissement werden bewerkt; de partijgenooten van Brussel, van St-Nikolaas, van Aalst enz., verleenden hunne hulp. De socialistische groepen van Dendermonde en van Wetteren, herhaalde malen gesticht en weder gevallen, werden zooveel mogelijk samengeroepen om ook mede te helpen. Het was een heerlijke en vruchtbare kiesstrijd. De socialistische kandidaat werd natuurlijk niet gekozen. Eene balloteering tusschen de christenedemokraten en de katholieken viel uit ten voordeele dezer laatsten. De heer Tibbaut, advokaat te Gent, werd gekozen. Deze kiezing was voor de demokratie den eersten stap die op den buiten gedaan werd. In den strijd was het socialisme een viertal plaatsen binnengedrongen, waar het misschien anders nooit een voet zou gezet hebben. Niet dat de redevoeringen en debatten, dikwerfmet desprekers der burgerpartijen gehouden, meer vruchten afwierpen dan gewoonlijk de propaganda het doet. | |
[pagina 288]
| |
Maar de kiesstrijd kenmerkte zich door een algemeene bijval der demokratie en der socialistische partij bij de landelijke bevolking. De meetings en vergaderingen werden door eene talrijke, aandachtige menigte bijgewoond, de sprekers op geestdriftige toejuichingen onthaald. De buitenbevolking was dichter bij de volkspartijen gekomen. Dit verschijnsel kan min of meer verklaard worden door het jarenlang verspreiden der socialistische schriften op den buiten en in de kleine steden. Langzamerhand had zich het gevoel van recht ontwikkeld en bij gebrek aan andere middelen, gebruikte men deze kiezing om het hart lucht te geven en de gelegenheid waar te nemen om de socialisten, die men altijd voor kwaaddoeners, voor eene soort toovenaars uit vroegere eeuwen gehouden had, van nabij te zien. Zij die met de socialisten in betrekking kwamen verwonderden zich te bestatigen dat het menschen waren als alle andere, behalve dat zij geloofden aan eigen macht, en hunne waardigheid en die van den werkersstand tegenover de rijken en hunne klas stelden. Na den kiesstrijd ontvingen de socialistische sprekers bijna dagelijks brieven van buitenlieden die inlichtingen verlangden over socialistische vraagstukken, of vroegen op den buiten socialistische inrichtingen te stichten. Aan de eersten werden brochuren en dagbladen naast de inlichtingen gezonden, aan de tweeden vroeg men in nadere betrekking te komen. Niet altijd waren het werklieden, soms waren het burgers, goede ingezetenen die den wensch uitten door werkersorganisatie, door socialistische op- | |
[pagina 289]
| |
voeding, den buiten uit zijn diep verval te verheffen. Wat deed het ons goed aan het hart hier al die hoop, al die verwachtingen te bestatigen. Konden wij maar iets vinden om de buitenlieden aan ons te verbinden, iets waardoor zij rechtstreeks met de socialisten in betrekking kwamen en bleven. Dan zou de vooringenomenheid tegen ons breken, het vertrouwen verhoogen en groote kracht aan de Werklieden-Partij geschonken worden. Telkens wij vrienden bezochten, of eene kleine vergadering of welgelukte meeting gehouden hadden, overviel ons eene treurige gemoedsstemming wanneer wij de gezellen verlieten. Bij ons waren zij vol geestdrift, vol hoop; zij gevoelden hunne macht. De spreker dierf duidelijk de waarheid zeggen, krachtig hunne belangen verdedigen. Doch wanneer wij vertrokken waren, stonden de arme buitenlieden weder alleen, verlaten, ellendig en afhankelijk; in de kroeg konden zij zich bedrinken; boven hunne hut, boven hun krot, verhief zich dreigend het trotsche kasteel van den grooten eigenaar van het dorp; de eenige straat der gemeente was gevormd door de huizen van den notaris, van den geneesheer, van de eigenaars en notabelen der gemeente. Daar was alles rijk, weelderig, machtig. En de slaven moesten zwoegen bij die rijken, die door het onafgebroken bespieden van pastoor en veldwachter het geheele leven van den werkman, tot in zijne kleinste bijzonderheden kenden. En zij werden weer moedeloos. Hun huis, tegenover de kasteelen en de woningen der bezitters, hunne schamele kleederen tegenover het | |
[pagina 290]
| |
prachtig kostuum der heeren, hunne armoedige vrouw in lompengehuld tegenover dein zij de gekleede damen der eigenaars, hunne kinderen schreeuwend en wild opgroeiend tegenover de goed onderhouden, door meiden verzorgde kinderen der bezitters van het dorp, dit alles bood eene te scherpe tegenstelling aan; nooit zou men dien toestand kunnen veranderen. De afhankelijkheid, de ellende der armen tegenover de macht van het geld was te groot. Hoe zouden zij, hunne meesters ooit als menschen leeren gevoelen en handelen? Uit Zele ontvingen wij brieven, waarin men ons verzocht eene Samenwerkende maatschappij te komen stichten. Deze brieven waren geestdriftig en opgesteld en getuigden van overleg en van vertrouwen. Men verzekerde ons dat de samenwerking op dit dorp lukken zou. De arbeiders waren er wat min aan banden gelegd dan elders. Men kon op eene eenvoudige manier beginnen; allen zouden steunen. De socialisten zouden dagelijks bij het volk zijn, men zou ze van nabij leeren kennen en weldra trachten ze te begrijpen. Zele zou een lichttoren van vrijheid en van volksontvoogding worden; van daar kon de organisatie zich uitbreiden tot andere gemeenten en bijna onmerkbaar zou het socialisme veld winnen. Dit alles was te verkrijgen door in de samenwerking brood te bakken, een lokaal te bouwen, later een winkel te openen, enz. Na veel briefwisselingen, na opzoekingen, werd besloten de samenwerking te beproeven. Het was te schoon, te verlokkend om niet eene poging te wagen. Wie weet welke verbazende uit- | |
[pagina 291]
| |
slagen zouden geleverd worden. Wij mochten hoop koesteren. Was niet ook de kiesstrijd met grooten bijval gevoerd? Er was echter nog eene wolk aan den hemel. De vrienden van Zele dachten dat, van zoodra wij voor dit middel gewonnen waren, Vooruit geld zou geven, zooveel als men maar behoefde en wilde. Het was voor hen eene teleurstelling, die op ons een pijnlijken indruk maakte, toen wij hun bewezen dat niet het geld maar den moed en de toewijding hier de hoofdzaken waren. Het kostte vele moeite hen te overtuigen dat Vooruit door werklieden was opgericht en dat daar geen geld kon gevonden worden. Het geld dat men van Vooruit vergde, behoorde aan werklieden, waaronder enkelen zoo arm of nog ellendiger waren dan die van Zele, welke aan hunne broeders eischen wilden stellen. Neen er zou een ander middel gevonden worden! Er werd geld gezocht; daartoe wendde men zich tot de min of meer begoede partijgenooten. Eene commissie werd benoemd, bestaande uit de heer Bruggeman, vooruitstrevend liberaal, de gezellen Berragan en Victor Decock, deze laatste bestuurder der bakkerij Vooruit. Na drie weken ontdekte men te Zele eene kleine herberg; een kleine oven stond achteraan; het huis had bovendien een koer en een groot magazijn, dat tot verscheidene doeleinden zou kunnen aangewend worden. Drie progressisten en twee socialisten van Gent, en twee gezellen van Zele bezochten de bedoelde herberg. | |
[pagina 292]
| |
Zij was als voor onze samenwerking gemaakt en de herbergierster gaf hare toestemming. Natuurlijk werden hier weder groote kasteelen in de lucht gebouwd. Als wij vooruitgingen zou het oventje door machienovens vervangen worden, achteraan zou eene zaal gebouwen worden ter beschikking van het volk, waar tooneelvertooningen zouden'plaats grijpen. Met een beetje goede wil was het socialisme nu bepaald op den buiten gevestigd. En rechtover het herbergje in De Koning van Spanje, werd in de maand October 1898 de Samenwerkende Maatschappij De Zon gesticht. Het kapitaal der maatschappij zou bestaan uit aandeelen van 50 franken, door partijgenooten en vrienden van den vooruitgang gekocht. Men zou eene goedkoope bakkerij inrichten; langzamerhand zouden de koopers van het brood in de winsten der maatschappij deelachtig worden. Men zou hulp bij geboorte, onderstand bij ziekte betalen, en vooral goed en goedkoop brood leveren. De prijs per brood zou 20 centiemen bedragen, 6 centiemen goedkooper dan het brood dat toen te Zele verkocht werd. |
|