tegenwoordigheid een harer, en ondervraag ze. Zij antwoordt mij met de holle, slepende, vermoeide stem die de werkvrouwen van Ninove onderscheidt. Zij zit voor eene kleine naaimachien. Eene voettrede brengt eene naald in beweging, waaraan de draad verbonden is eener bobijn die onder het werktuig is geplaatst.
- Hoeveel handschoenen kunt gij aldus naaien per dag?
- Hoogstens een dozijn wanneer ik alleen werk. En daarvoor moet men vroeg opstaan en eene behendige werkvrouw zijn. Gewoonlijk arbeid ik van zes uren 's morgens, tot zeven uren 's avonds.
- En hoeveel hebt gij dan gewonnen?
- Zeventig centiemen.
- Zeventig centiemen! roep ik verontwaardigd uit.
- Ja, het dozijn wordt mij zeventig centiemen betaald. Op dit oogenblik win ik geene vijf franken per week. Gij ziet dat het niet goed zou zijn, moest mij een ongeluk overkomen.
- Welk ongeluk?
- Wel, de kinderen bevlekken soms de handschoenen. Dan blijft het paar voor mijne rekening, en de ondernemer doet mij een frank boet betalen, terwijl hij de handschoenen voor zich houdt! Wanneer de vlek niet kan weggenomen worden, wordt mij het paar handschoenen teruggeven, maar dan bedraagt de boet twee franken.
- Is deze machien uw eigendom?
- Neen, zij behoort aan den ondernemer.
- En indien een machiendeel brak, wie zou het herstellen betalen?
- Ik, en het kost zeer duur. Ik ken meisjes die 7