Zonder sonnetten(1886)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 105] [p. 105] Kunst. Ach! de kunst is schoone schijn! Fraai gekleurde, bonte bellen, Tintlend vuur in jongen wijn; - Vreugde en pijn Doet ze aan 's harten grond ontwellen; - Zacht gezongen ruischt het lied, Maar de klanken blijven niet! Overvonkeld van de stralen Der uit zee verrezen zon, Is de knaap zijn schup gaan halen En begon 't Graven van zijn bergen, dalen; Maar de fluistring die hem riep, Zoog zijn schepping in het diep! Rustloos wentelende golven, Her en der en aan en af, Beurtlings uitgerold, verzwolgen, [pagina 106] [p. 106] Wieg en graf, Wanneer schudt gij toch de wolven Van uw lenden, van uw zij? Loutert ge u tot harmonij? - Vorige Volgende